Onderwerp: Bezoek-historie

RSj 17/4292/SGA, 28 december 2017, schorsing
Uitspraakdatum:28-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : 17/4292/SGA

Betreft : […]    datum: 28 december 2017

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Groot Alphen te Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 20 december 2017, inhoudende een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaand 20 december 2017 om 09.30 uur en eindigend op 3 januari 2018 om 09.30 uur, wegens het bezit van een smartphone.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 22 december 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 28 december 2017.

 

 

1.         De beoordeling

Namens verzoeker is reeds eerder om schorsing van de onderhavige disciplinaire straf gevraagd. Verzoeker werd bij uitspraak van 22 december 2017 niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat de beklagcommissie te kennen had gegeven nog niet over een klaagschrift te beschikken (RSJ 22 december 2017, 17/4274/SGA). In het nieuwe schorsingsverzoek van 22 december 2017 wordt verwezen naar een op dezelfde datum ingediend klaagschrift. De beklagcommissie heeft de ontvangst van dit klaagschrift bevestigd, zodat verzoeker thans wel in zijn (nieuwe) schorsingsverzoek kan worden ontvangen.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is niet weersproken dat verzoeker in het bezit was van een smartphone. Het bezit van een smartphone is strafwaardig en daarvoor mocht de directeur een disciplinaire straf opleggen. Nu geen omstandigheden zijn aangevoerd die dat bezit kunnen rechtvaardigen, is er in zoverre geen aanleiding voor een toewijzing van het verzoek.

Met betrekking tot de aard en hoogte van de opgelegde disciplinaire straf overweegt de voorzitter als volgt. Blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, geldt in beginsel een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in de eigen cel voor het bezit van een GSM. In de Sanctiekaart wordt een smartphone niet met zoveel woorden genoemd. Hoewel de functies van een GSM en een smartphone niet identiek zijn, verstaat de voorzitter de Sanctiekaart aldus dat onder een GSM tevens een smartphone moet worden verstaan. In de penitentiaire praktijk wordt veelal de term ‘mobiele telefoon’ gebruikt, zonder dat daarbij expliciet wordt aangegeven dat het om een GSM of smartphone gaat.

Dit brengt met zich dat, indien de directeur van de beleidslijn wil afwijken, daarbij de eis geldt dat die afwijking gemotiveerd dient te worden. Een dergelijke motivering ontbreekt in dit geval. De directeur heeft aan de strafoplegging weliswaar het bezit van een smartphone ten grondslag gelegd en in het verweerschrift heeft hij aangevoerd dat een GSM en een smartphone wezenlijk te onderscheiden zijn, maar hij heeft dit onderscheid niet expliciet genoemd in de strafoplegging als verklaring waarom hij van de Sanctiekaart is afgeweken.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de bestreden beslissing – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – genomen op gronden die deze niet kunnen dragen en komt de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

 

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 28 december 2017.

 

                              

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven