Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2478/GA, 13 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2478/GA

betreft: [Klager]           datum: 13 december 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 mei 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus. De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens een op internet (Facebook) geplaatst filmpje waarin klager is te zien en wegens het aantreffen van contrabande op klagers cel (LW-2017-000076).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Een aantal van de op klagers cel aangetroffen spullen betreft geen contrabande. Het scheermesje dat is aangetroffen, is niet geprepareerd. De hydrogel die is gevonden, gebruikt klager voor de pukkels die hij krijgt door de handdoeken in de inrichting en is door de medische dienst voorgeschreven. De pillen die in klagers cel zijn aangetroffen en die vermoedelijk XTC zouden betreffen, zijn opgespaarde medicijnen die klager niet slikt. Dit is na onderzoek bevestigd. De spullen die in de intercom in de muur van klagers cel zijn gevonden, waaronder schroevendraaiers, zijn oud en niet van klager. De directeur heeft na onderzoek erkend dat deze spullen niet van klager zijn en heeft klager gedurende de aan hem opgelegde straf meegedeeld dat de straf enkel nog op het filmpje berust. Klager is weliswaar in het filmpje, dat op internet is geplaatst, verschenen, maar heeft dit niet naar buiten gestuurd of op internet geplaatst. Het filmpje is op humor gebaseerd en betreft een videoclip. Het is niet in klagers cel opgenomen en de telefoons die te zien zijn, zijn niet van hem. Voorts zijn geen drugs te zien in het filmpje, maar enkel vermalen medicijnen en wit poeder. Degene die achter het filmpje zit, heeft hiervoor de verantwoordelijkheid genomen. Het was geen plan van klager, hij heeft enkel stoer meegedaan. Het rapport voor het filmpje is klager niet aangezegd. De beklagcommissie heeft dit erkend, maar het beklag desondanks ongegrond verklaard.  

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is een disciplinaire straf opgelegd wegens een filmpje dat in de inrichting is gemaakt en op internet is geplaatst en vanwege het bij een celinspectie aantreffen van contrabande op klagers cel. Het rapport betreffende het filmpje is in verband met het onderzoek naar dit incident aanvankelijk niet aangezegd. In de afzonderingscel waren verscheidene gedetineerden geplaatst, zodat de mogelijkheid bestond dat de betrokken gedetineerden een eenduidig verhaal zouden afstemmen, hetgeen een objectief onderzoek zou beïnvloeden. Het rapport voor het aantreffen van contrabande op klagers cel is klager na afronding van de uitgevoerde celinspectie aangezegd, waarbij hij tevens is geïnformeerd over de feiten en omstandigheden zoals beschreven in het eerste rapport. Het eerste rapport is hem derhalve op een later tijdstip alsnog aangezegd. De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, omdat het rapport ter zake van de grote hoeveelheid contrabande die op klagers cel is aangetroffen, voldoende grondslag vormde voor de aan klager opgelegde disciplinaire straf. Het schorsingsverzoek dat klager tegen de oplegging van de disciplinaire straf heeft ingediend, is op 9 februari 2017 afgewezen (17/385/SGA). 

 

3.         De beoordeling

In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is het volgende bepaald: “Indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deelt hij dit de gedetineerde mede.”.

De beroepscommissie stelt vast dat het schriftelijk verslag van het filmpje dat in de inrichting is gemaakt en vervolgens op internet is geplaatst en dat (mede) tot de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf heeft geleid, niet, althans niet tijdig aan klager is aangezegd. Het doel van het tijdig aanzeggen van een verslag is onder meer de gedetineerde op de hoogte te stellen dat van een feit dat in de ogen van de verslaglegger onverenigbaar is met de orde of veiligheid binnen de inrichting, dan wel met een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, verslag wordt gedaan aan de directeur, zodat de gedetineerde zich kan voorbereiden op het gesprek met de directeur. Aan de beslissing tot het opleggen van de onderhavige disciplinaire straf kleeft, nu niet aan voormelde eis is voldaan, een formeel gebrek. Zodoende kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag alsnog gegrond te worden verklaard.

Evenwel is het schriftelijk verslag van de na een celinspectie op klagers cel aangetroffen contrabande klager wel aangezegd. Voor zover klager heeft aangevoerd dat de contrabande niet van hem zou zijn, vindt dit geen steun in de stukken. Evenmin blijkt hieruit dat de directeur zulks zou hebben erkend. De beroepscommissie is van oordeel dat de aan klager opgelegde disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel in redelijke verhouding staat tot de ernst van de feiten zoals beschreven in voormeld verslag en acht de opgelegde disciplinaire straf derhalve proportioneel. Om die reden ziet de beroepscommissie geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, prof. dr. F. Boer en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 13 december 2017.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven