Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3275/GV en 17/3805/GV, 14 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3275/GV en 17/3805/GV

betreft: […]      datum: 14 december 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen de op 26 september 2017 (17/3275/GV) en 10 november 2017 (17/3805/GV) genomen beslissingen van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager zijn raadsman mr. R.I. Kool om de beroepen schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissingen

De Staatssecretaris heeft klagers verzoeken tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager zijn de beroepen als volgt toegelicht. Het vrijhedenadvies bevat onwaarheden. Het inrichtingspersoneel zou hier werk van maken, maar dat is niet gebeurd. Op 23 november 2017 heeft de beklagcommissie ter zitting overwogen dat het advies gecorrigeerd dient te worden. Klager heeft zich niet onttrokken tijdens zijn huidige detentie, hij heeft immers geen verlof gehad. Hij is op 1 april 2016 in Spanje aangehouden en via België overgeplaatst naar Nederland voor de tenuitvoerlegging van 120 dagen gevangenisstraf. Een eerder verlof in december 2007 heeft nooit plaatsgevonden. Klager verbleef toen in zogenaamde dagdetentie. Klagers straf liep van 18 februari 2005 tot 6 oktober 2007, terwijl hij zich op 4 december 2007 zou hebben onttrokken. De 59 te veel uitgezeten dagen zijn inmiddels verrekend, zodat niet (meer) gesproken kan worden van een onttrekking op 4 december 2007. Er zijn al in 2013 afspraken gemaakt over schuldaflossing en deze zijn ook bevestigd. Klager heeft hierover contact met het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). Dat het CJIB nog geen contact heeft opgenomen met de slachtoffers over de gemaakte afspraken kan klager niet worden tegengeworpen. Uit de stukken blijkt dat klager binnen de inrichting niet in de gelegenheid wordt gesteld de betaling via internetbankieren te voldoen. In het vrijhedenadvies d.d. 25 september 2017 staat vermeld dat klager zich in de inrichting houdt aan gemaakte afspraken en dat het verlofadres in orde is bevonden. Het verlofadres in [...] ligt op een uur reizen van klagers familie in Rotterdam en is dan ook passend voor het gewenste familiebezoek. Het negatieve advies van de politie is gebaseerd op klagers eerdere verlofaanvraag, waarin hij aangaf familie in Rotterdam en [...] te willen bezoeken. Het politieadvies zou waarschijnlijk positief geweest zijn wanneer slechts was uitgegaan van bezoek aan familie in Rotterdam, wat klager bij de onderhavige verlofaanvragen heeft aangeven. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat klager al eerder heeft aangegeven twee (directe) familieleden in Nederland te hebben. Aan verlofverlening zouden bijzondere voorwaarden gesteld kunnen worden om het vermeende onttrekkingsgevaar te ondervangen. Klager is bereid zich hieraan te houden en dit wordt ook door het multidisciplinair overleg (mdo) geadviseerd. Niet is gebleken dat de Staatssecretaris dit advies heeft meegenomen in de bestreden beslissingen. Het mdo kan een betere inschatting van de risico’s maken dan de officier van justitie die in 2007 voor het laatst bij klagers (straf)zaak betrokken was.

Namens de Staatssecretaris zijn de bestreden beslissingen als volgt toegelicht. Klager nam op 4 december 2007 deel aan een penitentiair programma (p.p.), toen hij zich onttrok aan detentie. Hij kon eerst in 2017 in Spanje worden aangehouden en uiteindelijk worden overgeleverd aan Nederland. Klager heeft pas sinds hij in detentie verblijft contact met de benadeelde partij (niet het CJIB) om tot een regeling te komen. Het CJIB heeft van de slachtoffers hiervan nog geen bevestiging ontvangen. Gelet op het advies van de politie is het verlofadres niet acceptabel. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft uitgebreid negatief geadviseerd. Uit het bijgevoegde reclasseringsadvies blijkt dat klager er alles aan gedaan heeft tijdens zijn onttrekking uit handen te blijven van de Nederlandse justitie. Klager toont geen berouw en stelt zich niet begeleidbaar op. Hij lijkt geen echte binding met Nederland te hebben en begeeft zich gemakkelijk in het buitenland. Zijn vrouw woont in Spanje en klager is eerder aangehouden in Marokko. Het opleggen van bijzondere voorwaarden, zoals door de inrichting wordt geadviseerd, perken het risico op onttrekken niet in.

Op klagers verlofaanvragen zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvragen, mits onder oplegging van bijzondere voorwaarden met elektronische controle.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Limburg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag die is afgewezen op 26 september 2017 (17/3275/GV) en dit – kort en zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Klager werd van 2001 tot 2004 in verband gebracht met misdrijven als oplichting en valsheid in geschrifte. Hem zijn een lange gevangenisstraf en forse schadevergoedingsmaatregelen opgelegd. Hangende de cassatieprocedure werd klager verlof verleend, waarvan hij op 4 december 2007 niet terugkeerde. Hij kon pas in 2017 in Spanje worden aangehouden. Gevreesd wordt dat klager zich wederom zal onttrekken. Hij heeft zich in het verleden met behulp van valse identiteiten uitgegeven voor andere (fictieve) personen. Tijdens het opsporingsonderzoek is niet gebleken dat klager een vrouw of kinderen heeft. Hij omringde zich voornamelijk met mededaders. Klager toont geen enkel respect voor eigendomsverhoudingen en evenmin voor organen die belast zijn met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of maatregelen.

De officier van justitie is ten aanzien van de verlofaanvraag die is afgewezen op 10 november 2017 (17/3805/GV) kennelijk niet opnieuw gevraagd advies uit te brengen.

De politie heeft in het kader van een eerdere verlofaanvraag van klager negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres (in tegenstelling tot hetgeen, naast het advies zelf, in de overgelegde vrijhedenadviezen staat vermeld) en dit als volgt toegelicht. Klager heeft aangegeven zijn familie te willen bezoeken, terwijl de bewoner van het verlofadres aangaf dat klager bij hem zou logeren omdat klager niemand anders in Nederland kende waar hij terecht kon. Voorts is het onlogisch en ongeloofwaardig dat klager zijn familie in Rotterdam en Tegelen zou willen bezoeken, nu dit vanuit het verlofadres te Vijfhuizen haast onmogelijk is te bereizen binnen twee dagen algemeen verlof.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat 359 dagen vervangende hechtenis op grond van de wet Terwee. De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 15 maart 2018.

De beroepen richten zich respectievelijk tegen de afwijzing van klagers derde en vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat klager zich op 4 december 2007 heeft onttrokken aan detentie. Dit blijkt zowel uit klagers registratiekaart als uit de inlichtingen van het OM. De door klager aangevoerde omstandigheid dat de toenmalige (fictieve) einddatum van zijn detentie na zijn onttrekking is vastgesteld op een datum vóór de onttrekking – althans ten aanzien van één aan klager opgelegde vrijheidsstraf – doet niet af aan de onrechtmatigheid van de onttrekking. Jegens klager gold vervolgens tot 2017 een (Europees) arrestatiebevel, voordat hij in Spanje kon worden aangehouden en kon worden uitgeleverd.

De beroepscommissie is van oordeel dat klagers recente en langdurige onttrekking een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat, ondanks de positieve adviezen van de inrichting, de afwijzingen van klagers verlofaanvragen reeds hierom gerechtvaardigd zijn. Derhalve kunnen de beslissingen van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 14 december 2017.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven