Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4315/SGA, 2 januari 2018, schorsing
Uitspraakdatum:02-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : 17/4315/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 2 januari 2018

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i., inhoudende een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaand op 20 december 2017 om 11.15 uur en eindigend op 3 januari 2017 om 11.15 uur, de intrekking van verzoekers eerstvolgende verlof en het niet in aanmerking komen voor detentiefasering voor de duur van zes maanden, wegens het tijdens een bijzondere zoekactie op klagers cel aantreffen van een (handels)hoeveelheid hasj (7,45 gram), een simkaart en een hoeveelheid medicatie.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het bericht van de secretaris van de beklagcommissie dat verzoekers verzoek (tevens) als klaagschrift in behandeling zal worden genomen, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 december 2017.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat gedeeltelijk het geval.

Gelet op de Sanctiekaart 2016 landelijk kan er alleen al voor het aantreffen van een handelshoeveelheid (> 5 gram) softdrugs een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in de strafcel worden opgelegd. Verder leidt de vondst eventueel tot overplaatsing en komt betrokkene niet in aanmerking voor detentiefasering gedurende de eerste zes maanden na de constatering. In zoverre is de beslissing van de directeur naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. De straf van intrekking van het eerstvolgende verlof staat niet bij het aantreffen van een handelshoeveelheid softdrugs, noch bij het aantreffen van pillen noch bij het aantreffen van een simkaart in de sanctiekaart vermeld. Hierbij zij opgemerkt dat van de aangetroffen medicatie niet bekend is geworden wat voor pillen dit zijn, zodat niet aangenomen kan worden dat dit niet voorgeschreven zware middelen zijn die gelijk aan harddrugs worden bestraft. De directeur heeft niet nader gemotiveerd waarom hij – naast onder meer de zware straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel – eveneens de oplegging van de straf van intrekking van het eerstvolgende verlof heeft opgelegd. Door de directeur is (bijvoorbeeld) niet aangevoerd dat veertien dagen opsluiting in een strafcel (in combinatie met het niet in aanmerking komen voor detentiefasering gedurende zes maanden) onvoldoende vergeldend is en/of afschrikwekkend werkt en dat om die reden daar niet mee kan worden volstaan. Gelet hierop dient het schorsingsverzoek in zoverre te worden toegewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af voor zover de directeur een disciplinaire straf heeft opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel en het niet in aanmerking komen voor detentiefasering voor de duur van zes maanden.

De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover de directeur een straf van intrekking van het eerstvolgende verlof heeft opgelegd en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang, tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 2 januari 2018

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven