Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2519/GA, 13 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2519/GA

betreft: [Klager]           datum: 13 december 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van de Wijngaart, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 juni 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 november 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Esserheem. Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.

 

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het niet opvolgen van een opdracht van het arbeidspersoneel (EH-2016-000139, EH-2016-000140 en EH-2016-000141).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager was reeds op 13 februari 2017 aan het werk gezet op de werkplek waar hem op 15 februari 2017 een rapport is aangezegd. De werkmeester heeft toen een andere werkplek voor klager aangewezen, omdat hij geen ervaring had met de betreffende werkzaamheden. Op 15 februari 2017 moest hij echter opnieuw arbeid op de hiervoor genoemde werkplek verrichten. Klager heeft aangegeven dat dat wellicht niet verstandig was. Een kwartier voor het einde van de arbeid gaf de werkmeester aan dat de schroeven niet op een juiste manier waren gedraaid en dat het werk verkeerd was gedaan, als gevolg waarvan hij klager een rapport heeft aangezegd. Klager erkent dat hij een paar schroeven verkeerd had geschroefd, maar hij heeft geen ervaring met de werkzaamheden die hij moest verrichten en was zich niet bewust van het feit dat hij fouten had gemaakt. Hij heeft bovendien geen materiële schade aangericht, nu de door hem onjuist uitgevoerde werkzaamheden konden worden teruggedraaid. Hij heeft niet gesaboteerd. Dat is enkel de zienswijze van de werkmeester, maar hiervoor bestaat geen bewijs.    

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager moest nieten in pallets plaatsen, maar heeft dit niet naar behoren uitgevoerd. Als gevolg daarvan is hij in afzondering geplaatst. De directeur heeft een gesprek met klager gehad en klager heeft beterschap beloofd. Inmiddels is klager werkzaam op een andere werkzaal en gaat het goed met hem.

 

3.         De beoordeling

Blijkens het schriftelijk verslag van 15 februari 2017 dat tot de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf heeft geleid, heeft de werkmeester klager uitgelegd hoe hij de werkzaamheden diende uit te voeren en waar hij op diende te letten. Na een controle van de uitgevoerde werkzaamheden bleek klager, ondanks dat hem is voorgedaan hoe hij de nieten diende te plaatsen, de nieten compleet naast de plank te hebben geplaatst. De werkmeester is van mening dat klager dit bewust heeft gedaan.

De beroepscommissie acht, gelet op voormeld schriftelijk verslag en het verhandelde ter zitting, voldoende aannemelijk dat klager bewust ondermaats heeft gepresteerd op de arbeid en derhalve verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager een disciplinaire straf op te leggen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, prof. dr. F. Boer en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 13 december 2017.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven