Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2571/GM, 29 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2571/GM

betreft: [klager]            datum: 29 december 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Justitieel Complex Zaanstad,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 juli 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad is gehoord klagers raadsvrouw mr. C.E. Hok-A-Hin. De raadsvrouw heeft meegedeeld dat klager niet ter zitting zal verschijnen.

De inrichtingsarts verbonden aan het Justitieel Complex Zaanstad is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 12 mei 2017, betreft het niet zien van de inrichtingsarts sinds klagers binnenkomst in de inrichting op 14 april 2017.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Namens klager is het volgende aangevoerd. Bij binnenkomst in de inrichting op 14 april 2017 heeft klager direct gemeld welke medicatie hij gebruikt. Klagers medische informatie had voorhanden moeten zijn. Pas op 19 mei 2017 is hij door de inrichtingsarts gezien. In de tussenliggende weken heeft hij wel Ritalin gekregen maar niet al zijn medicatie. Tramadol is hem niet verstrekt, terwijl hij dat hard nodig had. Volgens het huisartseninformatiesysteem zou klager op 17 mei 2017 zijn opgeroepen om naar de inrichtingsarts te gaan en zou hij niet zijn gegaan. Klager staat hier niets van bij. Het kan zijn dat het bericht niet aan hem is doorgegeven. Dit komt vaker voor. Berichten van de raadsvrouw worden vaak ook niet doorgegeven aan klager. Klager heeft niet geweigerd om naar de inrichtingsarts te gaan. 

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.

Klager is medio april 2017 binnengekomen in de inrichting en pas op 19 mei 2017, ondanks dat hij veel medicatie gebruikt, voor het eerst door de inrichtingsarts gezien. De inrichtingsarts wilde wachten totdat de medicatielijst van klagers huisarts binnen was. Op 22 april 2017 is de medicatielijst gearchiveerd. Er is veel onduidelijkheid over wat hij wel aan medicatie nodig heeft, wat hij krijgt en wat hij niet krijgt. Sommige medicatie krijgt hij nog steeds niet. Het eerste contact met de inrichtingsarts heeft te lang geduurd. Het hoofd zorg zal uitzoeken waarom klager niet eerder voor het spreekuur van de inrichtingsarts is opgeroepen.

 

3.         De beoordeling

Uit de behandeling ter zitting en de stukken, met name klagers medische gegevens, volgt dat klager op 14 april 2017 is binnengekomen in de inrichting, direct heeft gemeld dat hij als medicatie Ritalin, Temazepam, Tramadol en Ventolin gebruikte en dat hij pas voor het eerst op het spreekuur van 19 mei 2017 door de inrichtingsarts is gezien. In de tussentijd is klager alleen Ritalin verstrekt. Door klager is gesteld en dit is door het hoofd zorg erkend dat het, gelet op klagers medicatiegebruik, veel te lang heeft geduurd voordat het eerste contact met de inrichtingsarts plaatsvond.

Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen door en/of namens de inrichtingsarts in strijd is met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en aan klager zal in verband met het ondervonden ongemak een tegemoetkoming van € 50,= worden toegekend.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van het Justitieel Complex Zaanstad toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 december 2017.

 

 

      

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven