Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1855/GM, 5 december 2017, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1855/GM

betreft: [klager]            datum: 5 december 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. van den Berg, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 1 juni 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad is klagers raadsvrouw, mr. A. van den Berg, gehoord. Klager en de inrichtingsarts bij de p.i. Achterhoek zijn niet ter zitting verschenen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 2 juli en 20 december 2016 en 17 januari en 1 februari 2017, betreft:

- onjuiste medicatieverstrekking en diagnose in verband met klagers ADHD;
- geen gehoor geven aan klagers verzoek zijn psychiater te kunnen spreken;
- geen goede medische zorg;
- het oordeel van de verpleegkundige dat klager niet ziek is.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Namens klager is het volgende aangevoerd. Klager heeft meerdere malen bij de psychiater onder de aandacht gebracht dat in het verleden bij klager door de huisarts ADHD is vastgesteld en dat hij daarvoor de juiste medicijnen wil ontvangen (ritalin of medikinet). Klager ontving echter enkel antipsychotica (seroquel). De psychiater oordeelde geen symptomen van ADHD te zien. Gelet op de verwijzing naar de handel in ritalin vermoedt de psychiater kennelijk dat klager verzoekt om ritalin om deze te verhandelen. Klager verwijst naar zijn eigen huisarts die wel degelijk ADHD bij hem heeft geconstateerd en hem daarvoor medicatie heeft voorgeschreven. De psychiater is echter niet ingegaan op klagers verzoek hierover met hem in gesprek te gaan. Klager heeft de psychiater voor zijn overplaatsing naar het PPC Vught niet gesproken. Klager heeft ernstig geleden doordat hem niet de juiste medicatie is voorgeschreven. 

Kort na klagers verblijf in het PBC in juni en juli 2016 geeft klager al aan dat de diagnose niet klopt; hij heeft ADHD. Hij heeft hier herhaaldelijk op gewezen, maar dit wordt door de inrichtingsarts niet opgepakt. Dit heeft verstrekkende gevolgen gehad. Vanaf zijn terugkeer vanuit het PBC is klager moeilijk te hanteren. Hier had iets mee gedaan moeten worden. Gelet op klagers lichtverstandelijke beperking, zijn de copingsvaardigheden verminderd. De verstrekkende gevolgen zien ook op de hechtenis van klager, die vertraging heeft opgelopen. Een probleem is tevens dat de personen die klager in de inrichting hebben beoordeeld de inrichting inmiddels hebben verlaten. Klager heeft vanaf juli 2016 tot januari 2017 geen medikinet gekregen.  

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De betreffende psychiater is niet meer werkzaam bij de p.i. Achterhoek. Klager is erkend in zijn ADHD klachten en heeft hiervoor medicatie gekregen. Op 18 januari 2017 laat de psychiater klager starten met medikinet voor zijn ADHD klachten. Hierop volgt een verbetering van klagers onrustklachten. Op eigen gelegenheid vermindert klager de antipsychotica seroquel. De psychiater schrijft in het dossier op 25 januari 2017 om op te passen voor paranoïde wanen en verhoogt de medikinet. Op 8 februari 2017 rapporteert de afdeling meer achterdocht bij klager. Klager geeft aan geen ophoging van de seroquel te willen, op 23 februari 2017 wordt op verzoek van klager de seroquel geheel gestaakt. Op 2 maart 2017 heeft klager paranoïde wanen en hoort stemmen. Hij glijdt steeds verder af, waarna de psychiater reden ziet klager over te laten plaatsen naar het PPC. De ontstane paranoïde wanen zijn dus vanwege het staken van de antipsychotische medicatie door klager ontstaan.

 

3.         De beoordeling

Gelet op de onderlinge samenhang zal de beroepscommissie de verschillende onderdelen van de klacht gezamenlijk behandelen.

Klager is in juli 2016 binnengekomen in de inrichting en heeft de medische dienst verwezen naar de bij hem eerder door klagers eigen arts in 2005 vastgestelde diagnose van ADHD en de hiervoor benodigde medicatie (ritalin of medikinet). Klager is regelmatig gezien door de psychiater die bij klager geen symptomen van ADHD heeft vastgesteld. Niettemin wordt op 18 januari 2017 na ontvangst van de informatie van de huisarts door de psychiater alsnog medikinet voorgeschreven. Klager had sinds enkele weken per ongeluk ritalin gekregen en voelde zich daar een stuk rustiger onder.

Gelet hierop en op het feit dat bekend was dat het tot dan niet goed ging met klager, meent de beroepscommissie dat de medische dienst een actiever beleid had kunnen voeren door de informatie van de huisarts eerder op te vragen en de diagnose in overleg met de psychiater te heroverwegen. Tegen deze achtergrond moet het handelen van de inrichtingsarts dan ook worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op € 100,-.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Achterhoek de tegemoetkoming op € 100,-.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 5 december 2017

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven