Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0389/GA, 5 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/389/GA

betreft: [klager] datum: 5 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen,

gericht tegen een uitspraak d.d. 17 december 2002, verzonden op 13 februari 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Flevoland, locatie Almere-Binnen, gegeven op een klacht van [...], verder te noemenklager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2003, gehouden in de p.i. Zwolle, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voornoemd h.v.b..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens ontvangen informatie waaruit blijkt dat klager zich mogelijk bezighoudt met activiteiten die de orde,rust en veiligheid van de inrichting of personeel in gevaar kunnen brengen, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling van de p.i. Nieuw Vosseveld te Vught.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directie heeft naar aanleiding van ingekomen berichten, afkomstig van zowel van binnen als van buiten de inrichting, betreffende klager dat hij zich mogelijk zou bezighouden met activiteiten die de orde, rust en veiligheid van deinrichting of personeel in gevaar zouden kunnen brengen, aangifte gedaan bij de politie. Tevens is er contact geweest met het gedetineerden recherche informatie punt (GRIP), die de risico’s hebben bekeken en op basis daarvan hebbengeadviseerd geen verdere gegevens te verstrekken in verband met de bronbescherming.
Gelet op de impact van de geuite bedreigingen naar het personeel heeft de directie aanleiding gezien de selectiefunctionaris te verzoeken klager buiten de inrichting te plaatsen. De politie heeft gezien de ernst van de dreigementenin deze zaak, besloten tot surveillance op de privé-adressen van het personeel.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik zit al 32 maanden gedetineerd. Daarvan ben ik 22 maanden reiniger geweest. Er waren nimmer problemen. Ineens kreeg ik bericht dat ik naar een andere afdeling moest en raakte ik mijn baantje als reiniger kwijt. Aanvankelijk werdmij medegedeeld dat dit in verband met een vermeende ontvluchting mijnerzijds zou zijn. Toen ik via de LAA uiteindelijk hier in Zwolle terecht kwam, bleek dat ze een schriftje en een boekje met adressen hadden achtergehouden. Pas navijf maanden kreeg ik die spullen toegestuurd.
De gedetineerde van wie gezegd wordt dat ik daarmee iets zou beramen kende ik nauwelijks.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt, op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, vast dat de unit-directeur op basis van deels anonieme berichten (afkomstig van zowel binnen als buiten de inrichting), inhoudende datklager een ernstige bedreiging zou vormen voor de orde en de veiligheid binnen de inrichting de bovenvermelde maatregel heeft opgelegd. Nu de unit-directeur deze informatie nadien heeft onderzocht en -zo ter zitting is gebleken- hemde achtergronden en de bronnen van die informatie bekend zijn geworden, is de beroepscommissie van oordeel dat het opleggen van de maatregel van afzondering onder deze omstandigheden niet onredelijk of onbillijk was, gelet op deverantwoordelijkheid van de unit-directeur voor de orde en veiligheid binnen de inrichting. Nadien is door de unit-directeur met behulp van het GRIP een onderzoek verricht naar de juistheid van de berichten, hetgeen resulteerde ineen bevestiging door het GRIP van de ten aanzien van klager gerezen vermoedens. Op aanraden van het GRIP is de genoemde informatie, ter bescherming van de betrokkenen, niet op schrift gesteld.
Ofschoon de beroepscommissie de wijze van bevestiging van inhoud van de berichten niet overtuigend voorkomt, acht zij de beslissing, gelet op de toelichting ter zitting en mede gelet op het gegeven dat de directie naderhand frequentcontact met het GRIP omtrent onderhavige kwestie heeft onderhouden, niet onzorgvuldig.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 5 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven