Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0020/TB, 25 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           17/20/TB

 

betreft: [klager] datum: 25 april 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M. van Woensel, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 28 december 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.M. van Woensel, en namens de Staatssecretaris […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Als toehoorder was aanwezig […] van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting (verder: de Pompestichting), hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 1 november 2001 veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs-maatregel is aangevangen op 24 maart 2002. Op 7 juli 2003 is klager geplaatst in FPC Veldzicht. Op 7 juli 2010 is klager geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht. Op 6 maart 2013 is klager overgeplaatst naar de longstayvoorziening van de Pompestichting. Bij beslissing van 16 januari 2014 is klager na herbeoordeling opnieuw geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting.

Op 29 en 30 juni 2016 zijn pro justitia-rapportages uitgebracht van psychiater M. respectievelijk psycholoog O. die de aanvraag tot handhaving van klagers longstaystatus ondersteunen. Vervolgens is klager op 18 november 2016 door de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (Lap) gezien en is op diezelfde datum door de Lap geconcludeerd dat een hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Er wordt op dit moment geen mogelijkheid gezien voor een uitstroomtraject van klager naar een GGZ voorziening. De Lap adviseert de longstaystatus voort te zetten.

 

3.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager acht zich niet ziek. Hij heeft geen problemen en een behandeling is daarom niet nodig. Ook medicatie vindt klager niet noodzakelijk. Dit wordt ten onrechte niet onderkend. Klager werkt nergens aan mee. Klager wil geen medicatie innemen, tenzij hij wordt overgeplaatst naar een GGZ-instelling.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De beslissing tot voorzetting van klagers longstaystatus is op goede gronden genomen. De inrichting, de rapporteurs psychiater M. en psycholoog O. en de Lap adviseren tot voortzetting van klagers plaatsing in een longstayvoorziening met een hoog individueel beveiligingsniveau. Bij klager ontbreekt het aan probleembesef, ziekte-inzicht en inzicht in zijn risicofactoren. Dit blijkt ook uit klagers beroepschrift. Er is sprake van een complexe problematiek en een instabiele psychische conditie, die tot op heden niet of onvoldoende behandelbaar is gebleken. Het delictgevaar is onverminderd aanwezig zonder dat er op dit moment mogelijkheden zijn hierin verandering aan te brengen. Klager is gebaat bij de structuur en de regelmaat van de longstay-afdeling. Er is met grote mate sprake van impulsdoorbraken. Klager weigert medicatie en is daarom volledig aangewezen op structuur en toezicht. Plaatsing in een behandelvoorziening wordt niet zinvol geacht nu reële behandelmogelijkheden niet aanwezig zijn. Plaatsing in een reguliere GGZ-voorziening behoort evenmin tot de mogelijkheden.

De pogingen klager te stabiliseren zijn niet effectief gebleken. Er is sprake van een complexe problematiek. Pas nadat klager toestandsbeeld is gestabiliseerd zijn er gronden voor een overplaatsing naar een GGZ vervolgvoorziening. Maar dit stadium is pas te bereiken als klager bereid is antipsychotische medicatie in te nemen.

 

4.         De beoordeling

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 7 juli 2010 in een longstayvoorziening.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de Lap wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapportages van psychiater M. en psycholoog O komt naar voren dat klagers agressie- en impulsregulatie ernstig tekort schiet. Klager heeft geen ziektebesef. Dat besef is volgens psycholoog O. nog minder geworden nadat de inname van de antipsychotische medicatie is gestaakt. Klager blijft afhankelijk van een zeer sterk structurerende omgeving en een gesloten setting waarin hij maximaal begeleid en gecontroleerd wordt. Psycholoog O. stelt dat op termijn wellicht sprake is van een dusdanige stabilisatie dat overplaatsing naar de reguliere GGZ valt te overwegen. Dit zal echter afhankelijk zijn van de effecten van antipsychotische medicatie. De beroepscommissie begrijpt uit de aanvraag hertoetsing longstaystatus van 28 april 2016 van de Pompestichting, dat klager sinds zijn plaatsing in de Pompestichting weigert psychofarmaca in te nemen.

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening. Vooralsnog zijn geen redenen gebleken klager (tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging noch zijn er gronden klager over te plaatsen naar een GGZ-voorziening. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. A. van Waarden en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 april 2017

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven