Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0600/GA, 12 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/600/GA

betreft: [klager] datum: 12 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 10 februari 2003, die op 5 maart 2003 naar partijen is verzonden, van de beklagcommissie bij de locatie Alphen a/d Rijn te Alphen a/d Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 mei 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur van de locatie Alphen a/d Rijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van drie dagen waarvan een dag voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, omdat klager tegen eenpersoneelslid heeft geschreeuwd en dit bleef doen nadat hij hierop was aangesproken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat om de toon waarop je iets brengt en de houding die je daarbij aanneemt, daar is het misverstand ontstaan. Als ik terecht straf krijg dan accepteer ik dat. Maar in dit geval rechtvaardigde de manier waarop ik iets zei nietde straf. Achteraf wou ik dat ik niets had gezegd, maar dit is nu voor mij een principezaak geworden. De betreffende werkmeester is van een andere afdeling, ik ken hem niet. Hij kwam binnen, zei iets, maar ik verstond hem niet. Ikheb eenmaal gezegd „wat zeg jij“. Hij zei toen dat ik normaal moest doen en ik zei dat ik normaal deed. Ik heb niet geschreeuwd. Niemand heeft iets gemerkt van mijn opmerking, behalve de jongen die naast mij zat. Zelfs dewerkmeester die vlakbij zat heeft niets gemerkt.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Naar mijn inzichten was er onvoldoende aanleiding om op klagers gedrag te reageren met een straf. Ik stel dan ook voor om klager in het gelijk te stellen zonder hem een tegemoetkoming toe te kennen.

3. De beoordeling
Gelet op hetgeen ter zitting en uit de stukken naar voren is gekomen, is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen zich op 14 januari 2003 in de werkzaal heeft voorgedaan onvoldoende grondslag oplevert om tuchtrechtelijk op tetreden. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal klager een tegemoetkoming worden toegekend van € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven