Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2495/TB, 18 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           17/2495/TB

betreft: [klager] datum: 18 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

 

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 26 juli 2017 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 september 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, klagers raadsvrouw mr. J.J. Serrarens, en namens de Staatssecretaris, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. 

Klagers raadsvrouw heeft ter zitting meegedeeld dat klager niet mee is gegaan met DV&O omdat hij nog niet klaar was maar dat de zaak wat haar betreft wel inhoudelijk behandeld kon worden.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar het centrum voor transculturele psychiatrie Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht).

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van

17 augustus 2012 geplaatst in de Pompestichting. Op 15 juni 2017 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) klagers verblijfsvergunning ingetrokken. Op 26 juli 2017 heeft de Staatssecretaris beslist klager over te plaatsen naar Veldzicht. Deze overplaatsing was ten tijde van de behandeling ter zitting nog niet gerealiseerd.

 

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep ter zitting als volgt toegelicht.

Op 3 augustus 2017 is uitspraak gedaan door de voorzieningenrechter. Klagers verzoek om opschorting van de intrekking van zijn verblijfsvergunning en de bepaling dat hij Nederland onmiddellijk dient te verlaten, is afgewezen in verband met het ontbreken van een spoedeisend belang. Klager zal pas worden uitgezet als het besluit onherroepelijk is. Op het bezwaarschrift dient nog te worden beslist. De uitspraak van de voorzieningenrechter wordt aan de beroepscommissie overgelegd.

Klager wordt op dit moment nog behandeld in de Pompestichting. Hij werkt meer dan twintig uur per week, is vertrouwd met zijn mentoren en is lid van de voetbalvereniging. Door overplaatsing raakt hij een zinvolle dagbesteding kwijt. In de Pompestichting ontvangt hij iedere week bezoek van zijn familie. Zijn tante bezoekt hem met het openbaar vervoer vanuit Tilburg. Als hij wordt overgeplaatst naar Veldzicht heeft zij een reistijd van 2.57 uur (enkele reis). Zij zal hem hierdoor dan veel minder vaak kunnen bezoeken. Het contact met zijn familie is erg belangrijk voor klager.

Klager heeft geen toekomst in Ethiopië. Hij kan daar niet worden behandeld. Ook kan geen reclasseringstoezicht worden geboden. Dit blijkt ook uit de informatie van de psychiater prof. dr. K. Het is ondenkbaar dat klager in Ethiopië een zelfstandig leven zou kunnen vervolgen. De afgelopen jaren maakte klager een positieve ontwikkeling door in de Pompestichting. Voordat is beslist om klager over te plaatsen naar Veldzicht was er begeleid en onbegeleid verlof voor hem aangevraagd. Hij was aan het resocialiseren. Dit is heel zuur als je bedenkt dat klager zo’n lange tijd heeft geploeterd in de tbs. De Pompestichting staat achter klagers resocialisatie. De rechtbank acht het onwenselijk dat klagers behandeling stagneert als gevolg van de vreemdelingrechtelijke procedure. Niet blijkt dat de belangen van klager zijn meegewogen. Gevreesd wordt dat klagers motivatie een enorme deuk zal krijgen als hij op een afdeling in Veldzicht wordt geplaatst waar hij alleen maar zit te wachten op terugkeer naar het land van herkomst. Mogelijk verliest hij ieder(e)  perspectief en motivatie. Voordat de uitzettingsprocedure is afgedaan, zijn we waarschijnlijk twee tot drie jaar verder. Het zou beter zijn als hij die tijd in een vertrouwde omgeving zou verblijven.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep ter zitting het volgende standpunt ingenomen.

 Klagers belangen zijn wel meegewogen in de beslissing. Hij is op 25 juli 2017 uitgebreid gehoord. Hetgeen hij naar voren heeft gebracht, heeft echter niet tot een andere beslissing geleid. Klagers verblijfsvergunning is op 15 juni 2017 ingetrokken en hem is een inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaar. Op grond van het Beleidskader TBS dwang wordt de tbs-gestelde die geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft (of dreigt te verliezen) geplaatst in Veldzicht ter voorbereiding op de repatriëring naar het land van herkomst. Op grond van het beleidskader is niet vereist dat de beslissing van de IND, waarmee het rechtmatig verblijf wordt beëindigd, onherroepelijk is geworden. Plaatsing in Veldzicht kan al plaatsvinden indien de vreemdeling zijn rechtmatig verblijf dreigt te verliezen en nog voordat de verblijfsvergunning daadwerkelijk is ingetrokken. Ook hangende een verblijfsrechtelijke procedure kan een tbs-gestelde worden geplaatst in Veldzicht.

De schorsingsvoorzitter heeft klagers schorsingsverzoek 17/2494/STB op 1 augustus 2017 afgewezen. Inzet was om na deze uitspraak klager over te plaatsen naar Veldzicht maar door miscommunicatie – gedacht werd dat de uitspraak van de beroepscommissie in de onderhavige zaak moest worden afgewacht – is dit nog niet geschied. Deze week zal de overplaatsing in gang worden gezet. Betwist wordt dat klager in Veldzicht geen behandeling zal worden geboden, zal worden opgehokt en dat er niets zinnigs gebeurt. Er worden activiteiten aangeboden en er is sprake van een behandelklimaat. Behandeling is echter gericht op de terugkeer naar het land van herkomst. De overplaatsing is het gevolg van het verlies van de verblijfsstatus. Veldzicht gaat een eigen onderzoek doen naar de behandelmogelijkheden. Die behandelmogelijkheden dienen aan de lokale maatstaven te voldoen. Indien terugkeer mogelijk is, wordt de tbs beëindigd. Klagers verlofmogelijkheden zijn in de Pompestichting na het verlies van zijn verblijfstitel al ingetrokken.

 

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In hoofdstuk 4 van het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014 is bepaald: “Indien een tbs-gestelde geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft (of dreigt te krijgen) zal deze in FPC Veldzicht geplaatst worden ter voorbereiding op de repatriëring naar het land van herkomst.” Het bepaalde in het Beleidskader heeft als uitgangspunt te gelden. Echter, indien sprake is van uitzonderlijke omstandigheden moet naar het oordeel van de beroepscommissie van dit uitgangspunt kunnen worden afgeweken.

 

De Staatssecretaris heeft zijn bestreden beslissing gebaseerd op de beslissing van de IND van 15 juni 2017 waarbij de aan klager verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is ingetrokken en aan klager een inreisverbod is opgelegd. Namens klager is bezwaar tegen die beslissing van de IND ingesteld en tevens is namens hem een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De rechtsgevolgen van de beslissing van de IND zijn door de namens klager ingestelde rechtsmiddelen evenwel niet vanzelf opgeschort. Het door klager ingediende verzoek om een voorlopige voorziening te treffen is door de voorzieningenrechter te Rotterdam op 3 augustus 2017 afgewezen. Op het door klager ingediende bezwaarschrift is door de IND nog niet beslist.

De beroepscommissie is van oordeel dat niet vast is komen staan dat een uitzetting van klager naar het land van herkomst (thans) onmogelijk is. Evenmin is van uitzonderlijke  omstandigheden gebleken of zijn er behandelinhoudelijke argumenten aangevoerd die de plaatsing van klager in Veldzicht onwenselijk zouden maken. Gelet op het vorenstaande kon de Staatssecretaris op 26 juli 2017, in navolging van het uitgangspunt als vermeld in het Beleidskader, beslissen tot overplaatsing van klager naar Veldzicht. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 oktober 2017.

 

       

 

            secretaris                                           voorzitter          

Naar boven