nummer: 17/2041/GA
betreft: […] datum: 17 oktober 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. van Oort, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 19 juni 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Nieuwegein in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van 24 maart 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De rechtbank heeft in het kader van de bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijk strafdeel in afwijking van het reclasseringsadvies en de vordering van het Openbaar Ministerie (OM) geen gebiedsverbod opgelegd, maar enkel een locatieverbod, omdat hij anders niet naar zijn eigen adres zou kunnen en dat achtte de rechtbank terecht onwenselijk. De voorwaarde van de rechtbank is dat hij niet in een bepaalde zaak mag komen. Dit kan worden gecontroleerd door de camera bij de ingang van die zaak. Dezelfde afweging had gemaakt moeten worden met betrekking tot klagers verlofaanvraag. Klager had zijn eigen adres opgegeven.
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag op grond van klagers recidiverisico.
De reclassering heeft aangegeven dat elektronische controle ten aanzien van de aan klager opgelegde locatieverboden niet uitvoerbaar is.
3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens afpersing. Op 26 april 2017 is klager in vrijheid gesteld.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Het OM heeft negatief geadviseerd in verband met het recidiverisico. Uit de stukken komt naar voren dat aan klager in verband met het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers en/of het risico van maatschappelijke onrust een locatieverbod is opgelegd voor een locatie die zich echter op zodanige afstand van klagers verlofadres bevindt dat elektronische controle door de reclassering niet mogelijk wordt geacht. Dit maakt dat het door klager opgegeven adres geen aanvaardbaar verlofadres is in de zin van artikel 4, onder j., van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De beroepscommissie merkt hierbij op dat in verband met de aanrijtijd van de politie een straal van minimaal vijf kilometer rondom de betreffende locatie wordt gehanteerd, wat betekent dat het verlofadres zich op minimaal vijf kilometer afstand moet bevinden van die locatie (RSJ 20 juli 2016, 16/1880/GV).
Indien en voor zover de rechtbank in het kader van de bijzondere voorwaarden bij klagers voorwaardelijke strafdeel een andere voorwaarde zou hebben gesteld, maakt dit de beslissing van de directeur nog niet onredelijk of onbillijk, nu voor de beslissing op een verlofaanvraag een eigen beoordelingskader geldt.
Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard en zal de uitspraak van de beklagrechter worden bevestigd met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 17 oktober 2017.
secretaris voorzitter