Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3841/SGA, 21 november 2017, schorsing
Uitspraakdatum:21-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : 17/3841/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 21 november 2017

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.J.N. Vermeij, namens

 

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

 

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 14 november 2017, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker vanuit Exodus te Amsterdam naar de locatie Zuyder Bos per 15 november 2017.

 

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 17 november 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 17 november 2017.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur is het volgende gebleken. Verzoeker verbleef, op basis van het bepaalde in artikel 43 van de Pbw, in Exodus te Amsterdam teneinde aldaar een detentievervangende behandeling te ondergaan. Gedurende het verblijf aldaar zou verzoeker zich niet begeleidbaar hebben opgesteld, zowel met betrekking tot het toezicht vanuit de reclassering, als met betrekking tot de begeleiding vanuit Exodus en de p.i. middels de casemanager. Verzoeker zou in de gesprekken met de verschillende toezichthouders en of begeleiders niet voor rede vatbaar zijn geweest indien hij niet de gewenste antwoorden kreeg en hij zou hebben aangegeven geen vertrouwen te hebben in de reclassering en geen hulp te willen. Omdat verzoeker geen openheid van zaken wilde geven was risicobeheersing op een gegeven moment niet meer toereikend en voor de reclassering zou het onmogelijk zijn geworden om het toezicht voort te zetten. Verzoeker is niet in staat gebleken om mee te werken aan een goede vorm van re-integratie. Gelet op een en ander achtte de directeur een langer verblijf in Exodus niet meer geïndiceerd en heeft hij besloten de plaatsing in Exodus te beëindigen en verzoeker terug te plaatsen in de gesloten setting van de locatie Zuyder Bos waarna verzoeker ter herselectie zal worden aangeboden.  Op grond van artikel 31, zesde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), gelezen in verband met artikel 43 van de Pbw, was de directeur tot deze beslissing bevoegd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan de beslissing van de directeur niet zodanig onredelijk of onbillijk worden geacht dat dit een schorsing zou rechtvaardigen. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 21 november 2017.

 

 

 

             

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven