Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3591/SGA, 30 oktober 2017, schorsing
Uitspraakdatum:30-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : 17/3591/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 30 oktober 2017

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard, en van de door verzoekers raadsvrouw, mr. K. Bruns, gegeven aanvulling op dat verzoek.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 24 oktober 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van zeven dagen, ingaande op 23 oktober 2017 om 16.00 uur en eindigende op 30 oktober 2017 om 16.00 uur, wegens het bij fouillering aantreffen van drie bolletjes (softdrugs en shag) en soep terwijl verzoeker naar de arbeid gaat, bestemd voor handel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van een tweetal klaagschriften, ingediend respectievelijk door verzoeker op 25 oktober 2017 en door mr. K. Bruns op 24 oktober 2017, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 30 oktober 2017.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een verslag van 23 oktober 2017, wordt voldoende aannemelijk dat drie bolletjes (softdrugs en shag) bij verzoeker zijn aangetroffen, welke door de directeur door de manier van verpakken (zo begrijpt de voorzitter)  zijn aangemerkt als handel. De directeur heeft - uitgaande van de sanctiekaart 2016 – voor het aantreffen van een handelshoeveelheid softdrugs de thans bestreden disciplinaire straf opgelegd. Uit de stukken blijkt echter niet dat de directeur op het moment van opleggen van de disciplinaire straf onderzoek heeft gedaan of laten doen naar de aangetroffen bolletjes en dus is ook niet vast komen te staan wat het gewicht was van de bolletjes. Het zou wenselijk zijn dat in een dergelijke situatie eerst een ordemaatregel wordt opgelegd in afwachting van de resultaten van onderzoek van de gevonden contra bande. Na de uitkomst van dat onderzoek kan dan strafoplegging volgen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is in het onderhavige geval, nu geen onderzoek van de bolletjes heeft plaatsgevonden, sprake van onzorgvuldige besluitvorming aan de zijde van de directeur. Gelet op het vorenstaande komt het  schorsingsverzoek voor schorsing in aanmerking.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

 

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 30 oktober 2017.

         

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven