Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0798/GA, 2 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/798/GA

betreft: [klager] datum: 2 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 26 maart 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2003, gehouden in de p.i. Zwolle, is klager gehoord. De directeur van de locatie Ooyerhoek is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager tijdens het sporten niet langer zijn petje mag dragen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb altijd een pet op gehad tijdens het sporten. Ik draag mijn pet bijna continu. Sedert enige tijd is er een nieuwe sportinstructeur. Op enig moment had ik een kleine woordenwisseling met hem. Zijn reactie daarop was dat hij mijverbood mijn pet nog langer tijdens het sporten op te hebben. Nadien is in de huisregels opgenomen dat het dragen van een pet tijdens het sporten niet meer is toegestaan.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het klager lange tijd is toegestaan met zijn pet op te sporten. Ook de huidige sportinstructeur heeft het hem een periode toegestaan. Niet valt in te zien op grondwaarvan het klager nu ineens zou kunnen worden verboden. Dit klemt te meer nu een dergelijke verbodsbepaling ten tijde van het conflict niet in de huisregels was opgenomen, terwijl van de zijde van de directeur, noch vooraf, nochter zitting -waar de directeur immers niet is verschenen- een met redenen omkleed argument is aangevoerd op grond waarvan geconcludeerd zou kunnen worden dat de sportinstructeur op juiste gronden is overgegaan tot het klagerverbieden zijn pet tijdens het sporten te dragen.
Het beroep zal mitsdien gegrond worden verklaard.
Er zijn geen termen voor toekenning van een tegemoetkoming.
De beroepscommissie merkt nog wel op dat het verbod tot het dragen van een pet tijdens het sporten thans wel in de regelgeving is opgenomen, zodat klager aan deze uitspraak voor de toekomst geen rechten kan ontlenen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 2 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven