Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0133/TP, 15 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/133/TP

betreft: [klager] datum: 15 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 10 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager heeft gewacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 28 december 2002 verlengd tot en met 27 maart 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 7 februari 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswegezal worden verpleegd.
Gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf kwam klager volgens berekening van de Minister vanaf 2 april 2002 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs. Klager is op laatstgenoemdedatum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst geplaatst.
Bij brief van 6 januari 2003 heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 28 december 2002 met drie maanden was verlengd tot en met27 maart 2003. Klager is hierover niet gehoord.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager uit de gevangenisstraf is 1 december 2003.
Klager heeft verbleven in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught. Hij is op 28 februari 2003 opgenomen in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht, overeenkomstig de plaatsingsbeslissing d.d. 30 januari 2003 van deMinister.

3. De standpunten
Klager geeft in zijn beroepschrift het volgende aan. Hij heeft de verlengings-beslissing d.d. 6 januari 2003 te laat ontvangen. Hij had die beslissing vóór of uiterlijk op 27 december 2002 binnen moeten krijgen. Hij kan zich nietverenigen met de verlenging van zijn wachttijd. Hij komt sinds 1 april 2002 in aanmerking voor vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting. Omdat hem nog steeds niet bekend is waar hij zal worden geplaatst, duurt het wachten hem telang. Hem is toegezegd dat hij tegen eind maart geplaatst zou kunnen zijn.

Namens de Minister is het volgende naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu de verlengingsbeslissing niet tijdig aan klager is meegedeeld en hij niet over deze verlenging is gehoord.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon ten tijde van het nemen van de bestreden verlengingsbeslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten aanzien van klager zijnvoorafgaand aan het nemen van deze beslissing vanuit de p.i. Vught geen signalen ontvangen over detentieongeschiktheid van klager. Blijkens het overgelegde rapport d.d. 27 februari 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst DenBosch, heeft de betreffende psychiater uit dossieronderzoek, mededelingen van personeelsleden van de p.i. Vught, en uit het feit dat klager op een reguliere afdeling van de gevangenis verbleef, afgeleid dat klager tijdens zijndetentie goed genoeg heeft gefunctioneerd en als detentiegeschikt is beschouwd. Klager is op 28 februari 2003 geplaatst in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek. Zijn tbs-verpleging is op laatstgenoemde datum aangevangen.

4. De beoordeling
Klager is niet gehoord over de verlenging van de wachttermijn, die op 28 december 2002 is verstreken. Bij brief d.d. 6 januari 2003 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van deMinister tot verlenging van de wachttermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klager was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Op dat moment lag de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslagen niet de hem tevens opgelegde tbs; deze was nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychischeconditie van klager die zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden de plaatsing in een tbs-inrichting met voorrang te wordengerealiseerd.

In het rapport d.d. 27 februari 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Den Bosch geeft de betreffende psychiater aan dat klager tijdens zijn detentie op een reguliere afdeling van de p.i. Vught goed genoeg heeft gefunctioneerden als detentiegeschikt is beschouwd.
Uit de stukken en het onderzoek van de beroepscommissie is niet gebleken dat klagers psychische conditie ten tijde van het nemen van de bestreden verlengingsbeslissing van dien aard was dat verder verblijf in de p.i. alsonverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er daarom van uit dat er op dat moment geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet is en evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden beschouwd. Zij is van oordeel, inaanmerking nemend dat klager op 28 februari 2003 in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek is geplaatst, dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting dient te worden verlengd van 28 december 2002 tot 28 februari 2003.

Nu de bestreden beslissing op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfdelid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voorplaatsing in een tbs-inrichting wordt verlengd van 28 december 2002 tot 28 februari 2003.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 15 mei 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven