Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0920/STA, 9 mei 2003, schorsing
Uitspraakdatum:09-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/920/STA

betreft: [klager] datum: 9 mei 2003

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een op 6 mei 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting om hem sinds 19 maart2003 periodiek onder dwang medicatie toe te dienen en de dosis van de medicatie met ingang van 2 mei 2003 te verhogen zonder dat de injectie in het bijzijn van verzoeker gereed wordt gemaakt.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het ongedateerde klaagschrift alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting d.d. 7 mei 2003.

1. De standpunten
Verzoeker wil dat gestopt wordt met het hem onder dwang toedienen van medicatie. Voorts wenst hij geen verhoging van de toe te dienen doses. Hem is nu vijf keer per injectie medicatie toegediend zonder dat men verzoeker heeft latenzien dat telkens - naar de voorzitter begrijpt - een nieuwe, steriele naald is gebruikt. Verzoeker is bang dat hij besmet zal raken door het gebruik van vuile naalden en geeft aan elke andere bewering vals te achten.
Verder meldt verzoeker dat een bewoner hem heeft geslagen, waarop verzoeker die bewoner heeft teruggeslagen en dat het niet kan dat verzoeker nog in de ‘isoleer“ zit en die bewoner niet meer.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat de medische dienst de diverse depotspuiten ’s ochtends klaarmaakt, zodat ze gereed zijn op het moment van toediening. De verpleegkundige was hogelijk verbaasdover het feit dat verzoeker hierover geklaagd heeft. Als verzoeker zich naar de verpleegkundige toe daarover geuit zou hebben, zou een gesprek mogelijk zijn geweest met het uitgangspunt dat men zich welwillend opstelt ten aanzienvan de wens van een patiënt.
Niet geheel duidelijk is of verzoeker alleen problemen heeft met de wijze waarop een en ander verloopt of ook over het feit zelf dat hem medicatie onder dwang wordt toegediend. Hoe dat ook zij, er is geen sprake van spoedeisendheid,te meer niet nu verzoeker al zelf aangeeft langere tijd deze medicatie toegediend te krijgen en hijzelf niet in gesprek is gegaan voor wat betreft de wijze waarop de toediening plaatsvindt. Het schorsingsverzoek dient derhalve teworden afgewezen.
Verzoeker heeft in het verzoekschrift aangegeven dat hij, evenals een medepatiënt, teruggeplaatst wil worden naar de afdeling. In zijn klaagschrift gaat verzoeker daarop niet in. Voor zover het schorsingsverzoek ziet op deniet-terugplaatsing, dient verzoeker daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard. Overigens is verzoeker op 2 mei 2003 op zijn afdeling teruggekeerd.

2. De beoordeling
Gelet op de motivering van het schorsingsverzoek door verzoeker, gaat de voorzitter er van uit dat het schorsingsverzoek niet ziet op de beslissingen hem periodiek onder dwang medicatie toe te dienen en de dosis daarvan te verhogen,maar dat dit verzoek uitsluitend ziet op de werkwijze van de verpleegkundige, die volgens de inlichtingen namens het hoofd van de inrichting inhoudt dat de depotinjecties s’ ochtends worden klaargemaakt, opdat ze gereed zijn op hetmoment van toediening.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan die werkwijze niet worden opgevat als een beslissing van het hoofd van de inrichting waartegen beklag openstaat als bedoeld in artikel 56 Bvt. Verzoeker kan om die reden niet wordenontvangen in zijn verzoek.
Overigens is namens het hoofd van de inrichting naar voren gebracht dat de verpleegkundige welwillend tegenover de wens van een patiënt staat als deze zijn wens kenbaar maakt. De voorzitter geeft verzoeker in overweging zijn wensaan de verpleegkundige kenbaar te maken dat de injectie in het vervolg mogelijk in zijn bijzijn gereedgemaakt wordt.

Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift nog aangegeven dat een bewoner hem heeft geslagen, waarop verzoeker die bewoner heeft teruggeslagen en dat het niet kan dat verzoeker nog gsepareerd is en die bewoner niet meer. In zijnklaagschrift heeft klager hieromtrent niets verklaard. Voor zover verzoeker heeft beoogd schorsing te verzoeken van de beslissing hem niet op de afdeling terug te plaatsen, kan hij reeds reeds vanwege het ontbreken van eenklaagschrift daarin niet worden ontvangen. In artikel 64, eerste lid, Bvt is immers voorgeschreven dat hangende de uitspraak van de beklagcommissie tot schorsing kan worden overgegaan. Ten overvloede wordt overwogen dat devoorzitter in het geval verzoeker wel een klaagschrift tegen zijn separatie zou hebben ingediend, het schorsingsverzoek zou hebben afgewezen daar blijkens de inlichtingen van het hoofd van de inrichting de separatie van klager op 2mei 2003 is beëindigd.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.

03/920/STA

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op9 mei 2003

secretaris voorzitter

Naar boven