Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3273/GV, 20 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3273/GV

 

betreft: […]      datum: 20 november 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J.C. Verlaan, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 september 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De afwijzende beslissing is gebaseerd op een verouderd reclasseringsrapport uit 2016 en op selecties uit het PBC-rapport van augustus 2017. In dit rapport staat juist vermeld dat een pathologisch bepaald recidivegevaar niet kan worden onderbouwd en dat klager, hoewel hij zich in een crimineel milieu begeeft, in staat moet worden geacht keuzes te maken hierin. Klager heeft geen contact meer met personen die vaker dan gemiddeld in aanraking kwamen met politie en justitie. Klagers goedgekeurde verlofadres bevindt zich in Leiden, ver van klagers eerdere sociale omgeving. Klager is veroordeeld tot een lagere straf dan de eis, omdat klager niet zichzelf in de dreigende situatie had gebracht. De oplegging van een lagere straf is eerder een indicatie voor een kleiner recidivegevaar dan dat het kan dienen om algemeen verlof af te wijzen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klagers strafzaak loopt nog in hoger beroep. De inhoudelijke behandeling staat gepland op 10 november 2017 en het Openbaar Ministerie (OM) zal een hogere straf eisen dan de rechtbank heeft opgelegd en zal voorts de herroeping van klagers voorwaardelijke invrijheidsstelling van 117 dagen vorderen. De einddatum van klagers detentie staat dus nog niet vast. Het OM heeft negatief geadviseerd en daarbij aangegeven dat klager een omvangrijk strafblad heeft, waaruit diens betrokkenheid blijkt bij meerdere gewelds- en vermogensdelicten en overtreding van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie in korte tijd. Uit de uitgebrachte rapportages volgt dat sprake is van een aanzienlijk risico op het plegen van geweld. Gelet op de gronden van de voorlopige hechtenis is ook het risico op maatschappelijke onrust aanwezig als klager nu al verlof wordt verleend.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, voor de duur van dertig uur met een locatiegebod dat elektronisch wordt gecontroleerd.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager een omvangrijk strafblad heeft, waaruit diens betrokkenheid blijkt bij meerdere gewelds- en vermogensdelicten en overtreding van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie in korte tijd. De advocaat-generaal acht onder deze omstandigheden verlofverlening in strijd met de gronden voor klagers voorlopige hechtenis, zijnde recidivegevaar en geschokte rechtsorde.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

 

3.         De beoordeling

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens doodslag. Aansluitend dient hij eventueel tweemaal een subsidiaire hechtenis van in totaal elf dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 19 april 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting komt een gedetineerde, in het geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is, in aanmerking voor algemeen verlof indien de duur van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd ten minste gelijk is aan een derde deel van de onvoorwaardelijk opgelegde straf en zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt. Blijkens de toelichting bij dit artikel mag een gedetineerde, om in aanmerking te kunnen komen voor algemeen verlof, niet verwikkeld zijn in gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven.

De beroepscommissie overweegt als volgt. Nu klager nog niet onherroepelijk is veroordeeld, het OM heeft aangegeven dat in hoger beroep een hogere straf zal worden geëist en de herroeping van klagers voorwaardelijke invrijheidstelling van 117 dagen zal worden gevorderd en nu de uitspraak in hoger beroep op korte termijn valt te verwachten, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris om in afwachting van de uitspraak in hoger beroep de verlofaanvraag af te wijzen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 20 november 2017.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven