Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1982/JA, 9 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1982/JA

betreft: [klager]            datum: 9 november 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], geboren op [1996], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de rijks justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) locatie Den Hey-Acker te Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

De beroepscommissie heeft op 19 oktober 2017 zitting gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

Klager heeft afstand gedaan van de hem geboden gelegenheid ter zitting te worden gehoord.

Het hoofd van genoemde j.j.i. is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf opgelegd op 12 mei 2017, inhoudende uitsluiting van activiteiten na 18.00 uur in de periode van 12 tot en met 18 mei 2017, wegens weigering mee te werken aan de urinecontrole op die dag (HA 2017-65).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De opgelegde sanctie van 7 dagen is te hoog. Er is te weinig rekening gehouden met de omstandigheden. Klager had gemeld dat hij niet kon plassen omdat hij dat 10 minuten eerder al had gedaan en dat hij heel moe was, hetgeen ten onrechte als weigering is uitgelegd. Hij had ook geen motief wat blijkt uit het feit dat hij negatief scoorde bij de urinecontrole die op maandag 15 mei 2017 is gedaan.  

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat de directeur in redelijkheid er van heeft kunnen uitgaan dat klager op 12 mei 2017 heeft geweigerd mee te werken aan de urinecontrole en hem daarvoor een disciplinaire straf van zeven dagen heeft mogen opleggen. Uit de stukken komt naar voren – en klager heeft dat niet betwist - dat klager op 12 mei 2017 niet heeft willen meegaan naar het bad voor de urinecontrole en ook niet heeft willen meewerken aan de hem geboden gelegenheid om later die dag urine in te leveren hetgeen volgens artikel 10 van de Regeling urine onderzoek jeugdigen gelijk wordt gesteld met een weigering mee te werken. Daarvoor kan volgens paragraaf 10.10 van de huisregels een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel of andere verblijfsruimte worden opgelegd voor maximaal zeven dagen als de jeugdige zestien jaar of ouder is. De enkele omstandigheid dat klager op maandag 15 mei 2017 wel heeft willen meewerken aan een urinecontrole en negatief heeft gescoord kan daarom niet tot een ander oordeel leiden.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 9 november 2017.

 

 

                                    

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven