Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1947/GA, 9 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1947/GA

betreft: […]      datum: 9 november 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Jonk, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 juni 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Lelystad in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 13 maart 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Bij de beslissing op klagers verlofaanvraag dienden – kort gezegd – het resocialisatiebelang en het recidivegevaar afgewogen te worden. Bij het resocialisatiebelang dienen eveneens belangen van familie- en gezinsleden te worden inbegrepen. In haar uitspraak op het beroep tegen de vorige afwijzing van klagers verlofaanvraag overwoog de beroepscommissie dat in voornoemde afweging het resocialisatiebelang steeds zwaarder weegt naarmate de detentie vordert en dat het niet of niet tijdig starten van (klinische) behandeling daaraan niet in de weg kan staan, nu het PMO heeft geadviseerd klager niet al tijdens detentie te laten opnemen (RSJ 9 februari 2017, 16/4196/GV). De door de directeur gemaakte afweging is dan ook onredelijk dan wel onbillijk. Klager doet er alles aan om het recidiverisico te verkleinen, wat door de directeur ook wordt erkend. Op eerdere verlofaanvragen is door zowel de directeur als het Openbaar Ministerie (OM) positief geadviseerd. Inmiddels is klager overigens aangevangen met zijn klinische behandeling in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) Assen.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

Het MDO heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat het recidiverisico hoog is en klinische behandeling nog niet is aangevangen.

Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

 

3.         De beoordeling

Klager onderging een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden van intramurale behandeling en reclasseringstoezicht, wegens zedendelicten zoals feitelijke aanranding van de eerbaarheid en ontucht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren. Op 16 augustus 2017 is klager in vrijheid gesteld.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag op 13 maart 2017. Hij kon in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

In de door de raadsman aangehaalde uitspraak van de beroepscommissie inzake klagers vorige verlofaanvraag overwoog de beroepscommissie als volgt (RSJ 9 februari 2017, 16/4196/GV):

Naarmate klagers detentie vordert kan deze afweging [de rechtvaardiging van de afwijzing van klagers verlofaanvraag] anders uitvallen, gelet op het volgende. Door de reclassering is verwezen naar de door het NIFP geadviseerde klinische behandeling op een zedenafdeling van een forensische kliniek, waarbij het PMO is geadviseerd klager aan te melden voor een plaatsing in een intramurale (psychiatrische) behandelinstelling. Het PMO heeft echter geadviseerd klager niet al tijdens zijn detentie te laten opnemen. Mede gelet hierop overweegt de beroepscommissie dat naarmate klagers detentie vordert, het belang van klager bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij toeneemt en het niet of niet tijdig starten van (klinische) behandeling daaraan niet in de weg kan staan.

De afwijzing van de toenmalige verlofaanvraag was van 15 december 2016. De onderhavige verlofaanvraag van 2 februari 2017 is afgewezen op 13 maart 2017. De directeur heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het recidiverisico als onverminderd hoog wordt ingeschat, omdat geen interventie heeft plaatsgevonden, nu klagers contact met de Waag niet kan worden aangemerkt als de aan klager opgelegde klinische behandeling.

Uit het vrijhedenadvies van 13 maart 2017 komt naar voren dat het NIFP intramurale klinische behandeling adviseerde, omdat klager onder meer geen empathie kent, zijn eigen agressie neigt te ontkennen en zich niet bewust is van de impact op zijn slachtoffers. Klagers recidiverisico werd als hoog ingeschat.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormden voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van het OM, een afwijzing van klagers verlofaanvraag in dit stadium rechtvaardigden. Hoewel het belang van klager bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij toeneemt naarmate zijn detentie vordert – zoals ook in RSJ 9 februari 2017, 16/4196/GV is overwogen – prevaleerde dit nog niet boven het algemeen belang van onder meer de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Hierbij is van belang dat de einddatum van klagers detentie nog niet zodanig naderde, dat niet nog enige tijd gewacht zou kunnen worden op het starten van de noodzakelijke klinische behandeling, waarvoor klager reeds was aangemeld door de reclassering. Bovendien kon klager nog enkele verlofaanvragen indienen.

Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en e. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 9 november 2017.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven