Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1788/GB, 13 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/1788/GB

 

Betreft:            […]      datum: 13 november 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Grilk, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 mei 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 17 november 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft gebruikgemaakt van een verouderd reclasseringsadvies, d.d. 5 april 2016. Klager is dit jaar opnieuw door de reclassering bezocht voor het opmaken van een nieuwe rapportage, maar klagers casemanager heeft de opdracht daartoe ingetrokken. Hierover loopt al een beklagprocedure. Klager heeft meegewerkt aan de KVV-training, de leefstijltraining en een CoVa-training en deze ook afgerond. Hij werkt dus mee aan alle voorgeschreven interventies om het recidiverisico te beperken. Uit klagers D&R-plan blijkt dat hij positief gedrag vertoont en in het plusprogramma verblijft. De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres. Klager heeft voorts in januari en februari 2017 tijdens zijn opname in het Pieter Baan Centrum  (PBC) meegewerkt aan het PBC-onderzoek. Hieruit komt onder meer naar voren dat klagers gedrag vooral bepaald lijkt te zijn door het heftige middelengebruik en dat vanuit gedragskundig oogpunt geen uitspraak kan worden gedaan over het recidiverisico. In het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) is onvoldoende rekening gehouden met het PBC-onderzoek en met klagers gedrag in de inrichting. De selectiefunctionaris is ten onrechte uitgegaan van het gedateerde reclasseringsadvies, waarin is aangegeven dat sprake is van een hoog recidiverisico op basis van het delictverleden, persoonlijkheidsstoornissen en contacten met het criminele milieu. Dit volgt niet uit het recentere PBC-onderzoek, nu daarin van enige persoonlijkheidsstoornis of contacten met het criminele milieu niet is gebleken en ten aanzien van het delict juist wordt opgemerkt dat het een zeer specifieke situatie betrof waarvan het onwaarschijnlijk is dat deze zich zal herhalen.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De advocaat-generaal heeft op 20 april 2017 dringend geadviseerd niet over te gaan tot plaatsing in een b.b.i., omdat nog niet duidelijk is of behandeling noodzakelijk is en in welk kader. Ook tbs behoorde tot de mogelijkheden. De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft eveneens negatief geadviseerd, gelet op het hoge recidiverisico en omdat oplegging van de tbs-maatregel niet was uitgesloten. Uit dit advies komt voorts naar voren dat de politie geen advies heeft uitgebracht ten aanzien van het verlofadres. Nadat het hof in klagers zaak uitspraak heeft gedaan, kan opnieuw worden gekeken naar een traject voor detentiefasering. Uit de rapportage van het PBC volgt dat geen goed onderbouwde uitspraak over het recidiverisico kan worden gedaan. Gesteld wordt dat klager geen agressief persoon is, maar dat hij dit wel kan worden onder invloed van middelen in situaties waarin zijn beschermende rol wordt aangesproken. Klagers verzoek is dus afgewezen met het oog op de onzekerheid ten aanzien van de uitspraak in hoger beroep in combinatie met het eerder door de reclassering vastgestelde hoge recidiverisico en de latere uitspraak van het PBC over de onderbouwing hiervan.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2.      Uit het verweer van de selectiefunctionaris blijkt dat klagers verzoek is afgewezen in afwachting van de uitspraak van klagers strafzaak in hoger beroep. De selectiefunctionaris heeft hiermee rekening willen houden, omdat vermoed werd dat aan klager tbs opgelegd zou worden. Mede gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak in klagers strafzaak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 september 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:8346), waarbij klager wederom tot zes jaar gevangenisstraf is veroordeeld, meenemen in haar beoordeling.

4.3.      In zijn uitspraak overwoog het hof ten aanzien van klagers persoonlijkheid – mede op basis van het reclasseringsadvies en het PBC-onderzoek – als volgt (voor zover hier relevant):

“Tijdens het onderzoek zijn geen psychiatrische symptomen waargenomen en stemmings-, angst-, paniek-, dwang- en/of psychotische stoornissen zijn evenmin aangetoond. Wel is gebleken dat sprake is van een zekere neiging tot impulsief handelen. Verdachte voldoet echter niet aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis en er is geen sprake van psychopathie. De deskundigen adviseren verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het ten laste gelegde, indien bewezen. De deskundigen zien geen noodzaak voor een behandeladvies binnen een strafrechtelijk kader. Begeleiding of behandeling, gericht op het voorkomen van terugval in alcoholgebruik, in een vrijwillig kader volstaat. Betrokkene toont zich daarvoor gemotiveerd. Verdachte is reeds bezig zijn leven een andere wending te geven waarbij eerder genoemde antisociale kenmerken niet langer aanwezig zijn. Hij zette zich vóór zijn detentie in voor zwakkeren in de samenleving, bijvoorbeeld door te werken in een kringloopwinkel. Het voorgaande in aanmerking genomen en gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de proceshouding van verdachte ziet het hof – in het bijzonder gelet op de in het rapport van het Pieter Baan Centrum beschreven positieve ontwikkeling ten aanzien van de persoon van verdachte – geen enkel aanknopingspunt voor het opleggen van een tbs-maatregel. Evenmin ziet het hof aanleiding om – naast oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf – te komen tot een voorwaardelijk strafdeel met oplegging van bijzondere voorwaarden.”

4.4.      De beroepscommissie overweegt als volgt. Aan klager is geen tbs-maatregel opgelegd en evenmin worden andere behandelingen in een strafrechtelijk kader geadviseerd. Klager voldoet niet aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis. Onweersproken is dat klager de trainingen die de reclassering adviseerde ter beperking van het hoge recidiverisico, een CoVa-training en een leefstijltraining, reeds heeft gevolgd. Uit het door de raadsman overgelegde D&R-rapport van 30 mei 2017 blijkt overigens dat klager over een door de politie goedgekeurd verlofadres beschikte.

4.5.      Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als redelijk en billijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen binnen een termijn van twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Zij ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 13 november 2017.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven