Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1638/GA, 17 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1638/GA

betreft: [klager]            datum: 17 november 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden gericht tegen een uitspraak van 12 mei 2017 van de beklagcommissie bij de p.i. Leeuwarden, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2017, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Lelystad, is gehoord plaatsvervangend vestigingsdirecteur […].

 

Van klager is op 6 oktober 2017 een schriftelijke reactie ontvangen waarin hij zich afmeldt voor het bijwonen van de zitting en een reactie op het beroep geeft.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting zonder televisie in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het in bezit hebben van een mobiele telefoon.

De beklagcommissie heeft de klacht op formele grond gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 6,= toegekend.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – kort en zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft klagers klacht formeel gegrond verklaard omdat er geen schriftelijk verslag aan de disciplinaire straf is voorafgegaan. De feiten zijn echter door de directeur zelf geconstateerd en opgeschreven. Dit onderzoek is uitgevoerd door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur tezamen met een teamleider. De conclusies van het rapport zijn door de plaatsvervangend directeur getrokken. Een schriftelijk verslag is daarom niet nodig.

Klager heeft in eerste instantie een ordemaatregel gekregen om onderzoek te kunnen doen naar een telefoon die klager in zijn bezit had. Er is gesproken met klager, verschillende gedetineerden en personeelsleden. Ten behoeve van het onderzoek is de telefoon uitgeluisterd. Klager beweerde eerst zijn advocaat te hebben gebeld. Dat was niet zo. Daarna stelde hij collect call te hebben gebeld. Dat was ook niet zo. De directie stelt zich op het standpunt dat klager vroegtijdig op de hoogte was van de aanwezigheid van de telefoon en dat hij heeft verzuimd het personeel direct na de ontdekking van de telefoon in te lichten. Gelet hierop is besloten een disciplinaire straf op te leggen. Bij de straf is rekening gehouden met verzachtende omstandigheden, omdat klager niet op illegale wijze de telefoon in de p.i. heeft gebracht. Er is dan ook een lagere straf opgelegd dan op grond van het sanctiebeleid zou kunnen worden opgelegd. Bovendien is rekening gehouden met de dagen die klager al in het kader van de ordemaatregel had ondergaan.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt schriftelijk toegelicht. Klager heeft de telefoon niet opzettelijk meegenomen naar zijn cel. Bij binnenkomst is er iets fout gegaan bij het BAD. Het is onjuist dat klager in de middag wist dat hij de telefoon had. Klager heeft met zijn vriendin telefonisch contact gehad en heeft gezegd dat ze iets waren vergeten, maar dat levert geen bewijs voor het feit dat hij daarmee de telefoon bedoelde. Klager heeft de telefoon binnen 24 uur ingeleverd. Klager werd geconfronteerd met een situatie waar hij niet op zat te wachten.

 

 

3.         De beoordeling

Schriftelijk verslag

De beklagcommissie heeft het beklag van klager op formele grond gegrond verklaard, omdat een schriftelijk verslag als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw ontbreekt. De directeur heeft zich op het standpunt gesteld dat dit onder onderhavige omstandigheden niet noodzakelijk is, omdat zij zelf het onderzoek heeft verricht.

De beroepscommissie overweegt dienaangaande als volgt.

Artikel 50 Pbw luidt – voor zover van belang – als volgt:

1. Indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deelt hij dit de gedetineerde mede.

En lid 3:

Indien de directeur of zijn plaatsvervanger feiten als bedoeld in het eerste lid constateert, blijft het eerste lid buiten toepassing.

Met de directeur is de beroepscommissie van oordeel dat geen schriftelijk verslag is vereist, nu blijkens het dossier en het verhandelde ter zitting voldoende naar voren is gekomen dat de directeur voor het onderzoek zelf de feiten informatie heeft verzameld en op basis daarvan conclusies heeft getrokken. Gelet op het voorgaande, blijft het eerste lid van artikel 50 van de Pbw buiten toepassing.

Gelet hierop is het beroep gegrond en zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd.

Opgelegde disciplinaire straf

De beroepscommissie acht de opgelegde disciplinaire straf bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk. Zij overweegt hierbij dat de feiten en omstandigheden die uit het onderzoek naar de telefoon naar voren zijn gekomen voldoende grond opleveren voor de oplegging van een disciplinaire straf. De directeur heeft bij de duur van de straf rekening gehouden met verzachtende omstandigheden en met de dagen die klager reeds in het kader van een ordemaatregel had ondergaan en heeft dientengevolge niet de maximum straf opgelegd die op grond van het sanctiebeleid mogelijk is.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 november 2017

 

 

 

            secretaris         voorzitter

                                  

Naar boven