Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2932/SGA, 6 september 2017, schorsing
Uitspraakdatum:06-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : 17/2932/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 6 september 2017

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, tevens klaagschrift, van

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 1 september 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van negen dagen, ingaande op 1 september 2017om 08.00 uur en eindigende op 10 september 2017 om 08.00 uur, wegens een te laag kreatininegehalte bij een urinecontrole.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 september 2017.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat  het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder een verslag van 31 augustus 2017 en de uitslag van de urinecontrole, wordt voldoende aannemelijk dat het kreatininegehalte van verzoekers urine beneden de grens van 2.0 mmol/l lag hetgeen wijst op fraude en overeenkomstig het gebruik van harddrugs wordt bestraft. Voldoende aannemelijk is ook dat verzoeker in de afgelopen drie maanden minstens twee keer eerder een drugsgerelateerd rapport heeft gehad. Gelet daarop kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid een disciplinaire straf opleggen.

De directeur is met de oplegging van onderhavige disciplinaire straf afgeweken van de Sanctiekaart. De directeur mag daarvan afwijken indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter dient de directeur in geval van strafoplegging waarbij ten nadele van de gedetineerde wordt afgeweken van de Sanctiekaart in de beslissing waarbij de disciplinaire straf wordt opgelegd de bijzondere omstandigheden die deze afwijking rechtvaardigen duidelijk te motiveren. In dit geval heeft de directeur in zijn reactie aangegeven dat in de beslissing is meegewogen dat er sprake is van een derde drugsgerelateerd verslag binnen drie maanden maar de directeur heeft verzuimd om dit aan te geven in de beslissing waarbij de disciplinaire straf is opgelegd. De voorzitter acht daarmee de beslissing onvoldoende gemotiveerd. Gelet op het voorgaande komt het verzoek voor schorsing in aanmerking.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 6 september 2017.

 

 

                        

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven