Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1366/JB, 8 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/1366/JB

Betreft:            [klager]            datum: 8 november 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y. Karga, namens

[…], geboren op [ 1997], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 19 april 2017 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2017, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Y. Karga, en de selectiefunctionaris […].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers plaatsing op de afdeling voor intensieve zorg (VIC-afdeling) van rijks justitiële jeugdinrichting locatie De Hartelborgt te Spijkenisse (hierna: De Hartelborgt) gehandhaafd.

 

2.         De feiten

Klager verbleef sinds augustus 2014 in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind. In pro justitia rapportage van 8 januari 2015 is door zowel psycholoog H. als psychiater M. geadviseerd klager onvoorwaardelijk een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (pij-maatregel) op te leggen en hem te plaatsen op de VIC-afdeling die gespecialiseerd is in de behandeling van jongeren met een hechtingsstoornis als klager. In pro justitia rapportage van 26 januari van 2016 van kinder- en jeugdpsychiater B. en GZ-psycholoog B.-H. is geadviseerd klager voorwaardelijk een pij-maatregel op te leggen binnen een klinisch traject.

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 18 februari 2016 onvoorwaardelijk de pij-maatregel opgelegd. Daarbij is geadviseerd klager op te nemen in De Catamaran of een soortgelijke kleinschalige (jeugd)forensische kliniek.

Op 6 juni 2016 is klager vanuit Teylingereind met een correctieplaatsing tijdelijk geplaatst in de j.j.i. Intermetzo. Deze plaatsing is op 22 juni 2016 met twee weken verlengd.

Op 1 juli 2016 heeft Teylingereind verzocht klager over te plaatsen naar de VIC-afdeling en heeft de overplaatsing ook plaatsgevonden. De schriftelijke mededeling van die beslissing is op 4 juli 2016 opgesteld. Bij RSJ 29 maart 2017, 16/2914/JB is klagers beroep tegen de ongegrondverklaring van klagers bezwaar daartegen gegrond verklaard vanwege het ontbreken van een advies van de psychiater als bedoeld in artikel 12, zesde lid, Bjj waardoor niet inhoudelijk kan worden beoordeeld in hoeverre aan de criteria voor plaatsing als bedoeld in artikel 22b Bjj wordt voldaan. De beroepscommissie heeft daarom de beslissing van 4 juli 2016 vernietigd.

Op 13 april 2017 heeft De Hartelborgt aan de selectiefunctionaris een advies uitgebracht waarin staat dat een VIC-plaatsing voor klager is aangewezen. Op 19 april 2017 heeft de selectiefunctionaris beslist om klagers plaatsing op de VIC-afdeling te handhaven.

 

3.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.

Feit blijft dat de beslissing van 4 juli 2016 niet op basis van een advies van een psychiater is genomen, zodat niet is voldaan aan artikel 12, zesde lid, Bjj. Om die reden is de beschrijving in het advies van 13 april 2017 in dit verband niet relevant en volgens klager ook mosterd na de maaltijd. Het kan niet zo zijn dat hij op de VIC-afdeling is geplaatst zonder dat de daarvoor vereiste stappen zijn genomen. In het advies van 13 april 2017 staat dat onderzoek naar klagers diagnose moet worden gedaan, maar daar is de VIC-afdeling niet voor bedoeld.

Klager handhaaft zijn in beroep 16/2914/JB ingenomen standpunt dat hij geen behoefte heeft aan een intensieve behandeling en een VIC-plaatsing niet noodzakelijk is. De VIC-afdeling is niet de juiste afdeling voor hem. Volgens het advies van 13 april 2017 ligt klagers problematiek ten grondslag aan de VIC-indicatie, maar problematiek is geen criterium voor plaatsing op een VIC-afdeling. Volgens het advies van 13 april 2017 is voorts sprake van een voorzichtig positieve ontwikkeling. Een positieve ontwikkeling is niet aan te merken als een noodzaak voor een VIC-plaatsing. Volgens klager is geen sprake van een positieve ontwikkeling. Klager kan daar op de groep functioneren en heeft onder meer schematherapie en ‘leren van delict’ gevolgd, maar verdere behandeling is volgens zijn behandelaar niet nodig. De volgende stap in de behandeling is verlof, maar door de VIC-indicatie heeft hij geen verlof en kan hij niet met een HBO- opleiding bedrijfskunde beginnen. Klager vindt de verklaring van de selectiefunctionaris dat rechercheonderzoek aan verlof in de weg staat vreemd, omdat hij niet is aangehouden en niet als verdachte is aangemerkt. Klager is duidelijk en kritisch, maar niet radicaal. Er is ook geen bewijs dat hij dat zou zijn. Klagers raadsvrouw vindt het heel frustrerend dat tot op heden niet wordt beslist of klager wordt vervolgd of dat de zaak wordt geseponeerd. Overigens is radicalisering volgens klager op zich geen strafbaar feit. Klager ziet verder dat jongeren die blowen wel met verlof mogen gaan. Hoewel hij weet dat het niet goed is, vraagt hij zich daarom wel af of hij eerst ‘chaos moet zetten’ om verlof te krijgen. Die indruk wordt hem gegeven.

Klager betwist dat de noodzaak voor verlenging van de VIC-plaatsing driemaandelijks door de directeur is getoetst. Klager heeft daar geen stukken van gekregen.

De selectiefunctionaris heeft inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.

De beslissing van 4 juli 2016 was aan de orde in het eerdere beroep 16/2914/JB. Naar aanleiding van de uitspraak van de beroepscommissie in die zaak is een nieuwe beslissing genomen nadat een actueel advies was opgevraagd. Gelet op dat advies is voortzetting van klagers verblijf op de VIC-afdeling aangewezen. Blijkens dit advies is de destijds door Teylingereind en De Hartelborgt beschreven situatie betreffende klagers problematiek nog steeds actueel, waardoor het onwenselijk is om klager in een reguliere groep te plaatsen. De recherche doet onderzoek naar de genoemde vermoedens van radicalisering en dat staat verlof in de weg. 

 

4.         De beoordeling

Bij RSJ  29 maart 2017, 16/2914/JB heeft de beroepscommissie klagers eerdere beroep tegen de beslissing tot plaatsing op de VIC-afdeling van De Hartelborgt gegrond verklaard, omdat niet gebleken was dat een psychiater voorafgaand aan die beslissing advies had uitgebracht dat een VIC-plaatsing geïndiceerd was. De beroepscommissie heeft de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris van 4 juli 2016 daarom vernietigd.

Vervolgens heeft de selectiefunctionaris op 19 april 2017 een nieuwe beslissing genomen en daarin bepaald dat de plaatsing  van klager op de VIC-afdeling gehandhaafd wordt.

Zoals in RSJ 29 maart 2017, 16/2914/JB is overwogen is de selectiefunctionaris op grond van artikel 12, zesde lid, van de Bjj bevoegd om een jeugdige te plaatsen op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 22b van de Bjj na advies van een psychiater.

Uit het thans bij de stukken gevoegde advies van 13 april 2017 van De Hartelborgt dat mede is ondertekend door de kinder- en jeugdpsychiater M. volgt dat deze psychiater heeft geconcludeerd dat de plaatsing van klager op de VIC-afdeling passend is. Derhalve wordt nu aan de formele eis van artikel 12, zesde lid, van de Bjj voldaan.

Artikel 22 b Bjj bepaalt dat een jeugdige op een afdeling voor intensieve behandeling kan worden geplaatst als hij extra begeleiding behoeft en dit het gevolg is van een psychiatrische stoornis of een persoonlijkheidsstoornis en de jeugdige daardoor niet op een reguliere afdeling kan verblijven.

Vast staat dat klager een p.i.j.-maatregel is opgelegd en in dat kader moet worden behandeld om zonder recidivegevaar in de maatschappij te kunnen terugkeren. Uit het advies van de psychiater van 13 april 2017 volgt dat bij klager sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en dat hij als gevolg daarvan  een verstorend effect op het groepsproces kan hebben en gebaat is bij een kleine groepssamenstelling in combinatie met een grotere personele bezetting. Op de VIC-afdeling is meer ruimte om de groepsdynamiek te begeleiden en bij oplopende spanningen of conflicten kan klager individueel benaderd worden en uit het groepsproces worden gehaald. Op dat gebied laat klager een voorzichtig positieve ontwikkeling zien. Op de VIC-afdeling kunnen meer één-op-één contacten plaatsvinden die klager helpen, waardoor er meer positieve contacten zijn en minder negatieve ervaringen met begeleiders wat de behandelrelatie ten goede komt. Op de VIC-afdeling heeft klager met verscheidene mensen een behandelrelatie kunnen opbouwen.  De VIC-afdeling zorgt voor een veiliger leefklimaat waardoor klager meer in staat is zich positief te ontwikkelen. De dynamiek van aantrekken en afstoten is nog steeds actueel en vraagt veel van medewerkers en klager zelf. Klager wil het liefst naar een reguliere afdeling, maar is volgens de psychiater niet in staat om binnen een dergelijke structuur te functioneren. Zijn functioneren wordt negatief beïnvloed zodra hij met meerdere jongeren moet omgaan, zoals bij onderwijs. Klager valt dan terug in antisociaal en opstandig gedrag waarbij hij een onrealistisch beroep op de mensen om hem heen doet en emotionele chantage en forse verbale agressie gebruikt. Op andere momenten stelt klager zich begeleidbaar op, maar hij lijkt zich onvoldoende bewust van de wijze waarop hij relaties met andere mensen vormgeeft en hoe dit voortkomt uit zijn problematiek. Op basis van het huidige beeld van klager wordt verwacht dat klager op een reguliere afdeling zal ondersneeuwen en zich in de groepsdynamiek zal verliezen, waardoor hij niet tot behandeling zal komen.

De beroepscommissie is van oordMetadataeel dat dit advies in voldoende mate onderbouwt dat plaatsing op een VIC-afdeling in het belang van klagers behandeling is aangewezen. De omstandigheid dat onderzoek naar vermoedens van radicalisering nog immer niet is afgerond kan - hoe vervelend dat op zich ook voor klager is - daaraan niet afdoen. Dit geldt ook voor klagers stelling dat hij geen stukken met betrekking tot beslissingen van de directeur tot verlenging van klagers verblijf op de VIC-afdeling heeft gekregen.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing van 19 april 2017 om de plaatsing van klager op een VIC-afdeling te handhaven niet in strijd met de wet en kan deze beslissing ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 november 2017.

 

 

 

                         

           

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven