Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1694/SGA, 30 mei 2017, schorsing
Uitspraakdatum:30-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : 17/1694/SGA

Betreft   [verzoeker]    datum: 30 mei 2017

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 24 mei 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van zeven dagen, ingaande op 24 mei 2017 om 08.15 uur en eindigende op 31 mei 2017 om 08.15 uur, wegens een positieve score op het gebruik van Pregabaline, ook na herhalingsonderzoek.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het door verzoekers raadsman, mr. S.J. van Galen, op 24 mei 2017 ingediende klaagschrift en van het op 24 mei 2017 door verzoeker ingediende klaagschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 26 mei 2017.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Op grond van de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder een verslag van 11 mei 2017 en een zogenaamd uitslagenformulier,  wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker bij gelegenheid van een urinecontrole een positieve score heeft behaald op gebruik van Pregabaline. Aannemelijk is ook dat deze score niet kan zijn veroorzaakt door hem via de inrichting verstrekte medicatie. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter had de directeur echter niet in redelijkheid de beslissing kunnen nemen om verzoeker een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie,  op te leggen.. De directeur heeft, zo blijkt uit zijn inlichtingen, bij de oplegging van deze straf aansluiting gezocht bij het voor de penitentiaire inrichtingen voor het gebruik van harddrugs vastgelegde (landelijk geldend) sanctiebeleid, welk beleid is vastgelegd in de zogenaamde Sanctiekaart 2016. In deze sanctiekaart is vastgelegd dat gebruik of bezit van niet voorgeschreven zware illegale middelen (middelen van lijst I Opiumwet) gelijk gesteld wordt aan het gebruik van harddrugs en ook als zodanig wordt bestraft.  Pregabaline komt echter niet voor op lijst I van de Opiumwet. Daarom heeft de directeur de thans bestreden beslissing – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet in redelijkheid kunnen nemen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van onderhavige beslissing zal met onmiddellijke ingang worden geschorst.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 30 mei 2017.

 

 

 

                     

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven