Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0454/SGA, 14 februari 2017, schorsing
Uitspraakdatum:14-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : 17/454/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 14 februari 2017

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 9 februari 2017, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker vanuit het plusprogramma naar het basisprogramma pe 9 februari 2017.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 13 februari 2017, alsmede van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij de locatie Roermond inhoudende dat het schorsingsverzoek als klacht zal worden ingeboekt.

 

1.         De beoordeling

Ingevolge de beslissing van de beroepscommissie van 25 augustus 2016 (RSJ 25 augustus 2016, 16/1737/GA) staat tegen een beslissing tot degradatie op basis van artikel 1e, aanhef en onder b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Stcrt. 20 februari 2014, nr. 4617; nader: de Regeling) bezwaar open. Nu het door verzoeker ingediende schorsingsverzoek als klacht is ingeboekt kan verzoeker derhalve in zijn schorsingsverzoek worden ontvangen.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dit het geval.

In de beslissing van de directeur is als reden voor de degradatie naar het basisprogramma opgenomen dat verzoeker is veroordeeld voor het in detentie (mede)plegen van een misdrijf.  In artikel 1e, aanhef en onder b. van de Regeling is bepaald dat gedetineerden die vervolgd worden voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van misdrijven uitgesloten zijn van promotie of het plusprogramma.

Uit de (overigens summiere) inlichtingen van de directeur blijkt het volgende:

Verzoeker, die sinds 14 december 2016 in de locatie Roermond verblijft, heeft tijdens de schorsing van de preventieve hechtenis een nieuw delict gepleegd. Hiervoor is verzoeker veroordeeld tot een gevangenisstraf van 720 dagen. Het door verzoeker tegen deze uitspraak ingestelde beroep zal op 10 april 2017 worden behandeld.

Nu het delict waarvoor verzoeker is veroordeeld is gepleegd tijdens de schorsing van de preventieve hechtenis en daarmee niet in de detentie van verzoeker, is er geen sprake van een situatie  als bedoeld in artikel 1e, aanhef en onder b. van de Regeling.

Nu de beslissing van de directeur enkel is gebaseerd op die hiervoor genoemde bepaling is die beslissing genomen in strijd met de wet en komt de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

2.  De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

 

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars,  secretaris, op 14 februari 2017.

 

 

                

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven