Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0574/GB, 20 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/574/GB

Betreft: [klager] datum: 20 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L.Groeneveld, namens

[...], geboren op [1962], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 maart 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Alphen a/d Rijn ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 15 juli 2002 gedetineerd. Hij verbleef in de huis van bewaring-unit van de locatie De IJssel te Krimpen a/d IJssel. Op 24 februari 2003 is hij geplaatst in de gevangenis Alphen a/d Rijn, waar een regime vanalgehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 16 november 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 juli 2004.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Plaatsing van klager in een meer open setting is niet mogelijk in verband met een openstaande strafzaak. Dit betreft een ontnemingprocedure die zich in de appèlfase bevindt. Door het Gerechtshof te ’s-Gravenhage is nog immer geendatum bepaald. Er speelt een principieel juridisch punt, waarbij het zeer denkbaar is dat na een vonnis in hoger beroep cassatie zal worden aangetekend. Het is hierdoor vrijwel zeker dat er eerst na de huidige detentie eenonherroepelijke uitspraak zal zijn. Op 4 februari 2003 is namens klager met betrekking tot het bovenstaande een brief verzonden aan de advocaat-generaal. Hierop is nog geen definitief antwoord ontvangen. Uit niets blijkt dat doorhet openbaar ministerie inlichtingen zijn verstrekt, danwel dat de selectiefunctionaris hieromtrent informatie heeft ingewonnen. De selectiefunctionaris heeft derhalve onzorgvuldig gehandeld bij het nemen van de selectiebeslissing.
Klager beroept zich op schending van het vertrouwensbeginsel. Tijdens een eerdere detentie in verband met een andere strafzaak, is hij wel geselecteerd voor een halfopen inrichting, terwijl op dat moment dezelfde ontnemingzaak liepals thans het geval is. In artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit de verplichting kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat terontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Vervangende hechtenis wordt slechts opgelegd voor het geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt. In principe is geen sprake van eenvrijheidsbenemende straf of maatregel. Bij het nemen van de selectiebeslissing mag er niet op voorhand van worden uitgegaan dat betaling of verhaal zal uitblijven.
Naast de openstaande strafzaak wordt door de selectiefunctionaris in de beslissing op het bezwaarschrift een nieuwe reden aangevoerd, namelijk dat ten aanzien van klager sprake is van recidive binnen een half jaar na de eerderedetentie. Deze nieuwe motivering dient buiten beschouwing te blijven, aangezien dit argument bij de selectiebeslissing kennelijk aanvankelijk geen rol heeft gespeeld.
Klager is zeer gemotiveerd zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij, een plaatsing in een meer open setting is daarbij van groot belang.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het voorstel van de inrichting luidde om klager te plaatsen in een normaal beveiligde inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Klager wil graag in een beperkt beveiligde inrichting geplaatst worden. Hij heeft echterkenbaar gemaakt dat hij in hoger beroep is gegaan tegen een hem opgelegde ontnemingmaatregel. Conform de regelgeving wordt dit gezien als een openstaande strafzaak hetgeen een contra-indicatie vormt ten aanzien van detentiefasering,aangezien de einddatum van de detentie dan niet vaststaat. Klager is geselecteerd voor de gevangenis Alphen a/d Rijn met het oog op een optimale bezetting van de celcapaciteit en een redelijke bereikbaarheid voor zijn bezoek dat uitDelft komt.
Het bezwaarschrift is ongegrond verklaard op grond van eerder genoemde openstaande strafzaak en omdat de selectiefunctionaris uit de stukken bleek dat klager binnen een half jaar had gerecidiveerd, hetgeen eveneens eencontra-indicatie is voor plaatsing in een meer open setting. Dit argument had ook in de motivering van de selectiebeslissing naar voren moeten komen, maar dat neemt niet weg dat dit feit geconstateerd kan worden en van belang is bijeen beslissing betreffende de detentiefasering van klager.
Tijdens de eerdere detentie van klager was de openstaande strafzaak ten tijde van de beslissing om hem in een meer open setting te plaatsen kennelijk niet bekend.
Het Gerechtshof te ’s-Gravenhage heeft nog geen datum van behandeling genoemd, zodat de zaak nog wel degelijk van invloed kan zijn op de einddatum van de huidige detentie.
Volgens de raadsman is klager zeer gemotiveerd zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Hij heeft deze gelegenheid in zijn vorige detentie, al dan niet terecht, gehad en heeft reeds na een half jaar gerecidiveerd.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Alphen a/d Rijn is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naastzelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over eenaanvaardbaar verlofadres.
In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt.Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventievehechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarteen achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Het derde lid van artikel 3 van de Regeling bepaalt dat voor voornoemde plaatsing onder meer niet in aanmerking komen gedetineerden ten aanzien van wie de einddatum van de detentie nog niet vaststaat.
In de Memorie van Toelichting wordt met betrekking tot dit onderdeel opgemerkt dat openstaande zaken (vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen) hieronder vallen. Het betreft doorgaans niet-onherroepelijke vonnissen.Indien uit inlichtingen van het Openbaar Ministerie blijkt dat een dergelijke openstaande zaak na de datum van ontslag uit detentie afgehandeld zal worden, dan kan de betrokken gedetineerde, met inachtneming van de overige criteriadie genoemd zijn in artikel 3, in aanmerking komen voor een plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. De selectiefunctionaris beslist uiteindelijk over de plaatsing.

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie merkt hierbij op dat uit het selectie-advies van locatie De IJssel blijkt dat het openbaar ministerie vooralsnog geenduidelijkheid kan geven over een eventuele datum van behandeling van het aangetekende hoger beroep tegen de ontnemingmaatregel, waardoor de mogelijkheid blijft bestaan dat dit nog voor klagers ontslagdatum plaatsvindt. Gelet op hetfeit dat de rechter op grond van artikel 24d van het Wetboek van Strafrecht kan bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt,valt een niet-onherroepelijke beslissing tot een maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel onder het begrip openstaande zaken zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Regeling. Bovendien is ten aanzien vanklager sprake van recidive binnen een half jaar na de einddatum van de vorige detentie, hetgeen eveneens een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 20 mei 2003

secretaris voorzitter

Naar boven