Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0336/GA, 20 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/336/GA

betreft: [klager] datum: 20 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.G.L.van Ardenne, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 31 januari 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2003, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.L. Groeneveld, en de heer [...], unit-directeur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlenging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens voorhanden zijnde informatie waaruit blijkt dat klager mogelijk voornemens is deinrichting te ontvluchten waarbij gebruikmaking van geweld niet uitgesloten is te achten, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling van de p.i. Nieuw Vosseveld te Vught.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Sinds 9 augustus 2002 probeert de raadsman van klager te achterhalen wat de reden van klagers plaatsing op de landelijke afzonderingsafdeling is. Aanvankelijk blijkt de directeur niet te beschikken over meer dan de mededeling datten aanzien van klager vermoedens van ontvluchting bestaan. Pas later blijkt sprake te zijn van een rapportage van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP), welke informatie tot op heden niet aan klager noch aan zijnraadsman is overgelegd.
Tot slot had de directeur op basis van klaarblijkelijk summiere informatie niet mogen overgaan tot het opleggen van een dermate ingrijpende maatregel als de onderhavige.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op basis van door het GRIP verstrekte informatie is de directie overgegaan tot het opleggen van meergenoemde maatregel. De directie beschikt niet over meer informatie dan thans voorligt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt, op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, vast dat de unit-directeur op basis van een van het GRIP afkomstige risicoanalyse in redelijkheid de maatregel van plaatsing inafzondering voor de duur van veertien dagen heeft kunnen opleggen. Uit die analyse blijkt immers dat ten aanzien van klager het vermoeden bestond, dat hij voornemens was de inrichting te ontvluchten, waarbij mogelijk geweld gebruiktzou worden.
De beslissing van de directeur tot verlenging van deze ordemaatregel kan gelet op meergenoemde GRIP-informatie, welke ter zitting aan klagers raadsvrouw is overgelegd, en mede gelet op de zorg die de directeur heeft voor de orde ende veiligheid binnen de inrichting, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 mei 2003

secretaris voorzitter

Naar boven