Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0995/SGA, 29 maart 2017, schorsing
Uitspraakdatum:29-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : 17/995/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 29  maart 2017

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift,  ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in  Justitieel Complex Zaanstad (JCZ).

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van JCZ van 22 maart 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 22 maart 2017 om 15.00 uur en eindigende op 5 april 2017 om 15.00 uur, wegens betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde waarbij over en weer is geslagen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 24 maart 2017 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 28 maart 2017.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat  het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen het verslag omtrent het onderhavige voorval van 22 maart 2017, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker betrokken is geweest bij een vechtpartij met een medegedetineerde, dat bij deze vechtpartij over en weer is geslagen en dat betreffende medegedetineerde hierbij van de trap is gevallen. Verzoeker heeft hiermee de orde, rust en veiligheid op de afdeling ernstig in gevaar gebracht.

Gelet daarop kon de directeur een sanctie opleggen. Voorlopig oordelend acht de voorzitter echter  - gelet op het  algemeen geldende beleid binnen de penitentiaire inrichting inzake sancties zoals neergelegd in (onder meer) de landelijk geldende Sanctiekaart 2016 en gelet op de motivering van de beslissing van de directeur - de oplegging van een disciplinaire  straf van opsluiting in een strafcel van veertien dagen niet proportioneel en dus niet redelijk en billijk. Immers  volgens de Sanctiekaart 2016 is voor ernstige bedreiging en toepassen van geweld jegens medegedetineerden  een disciplinaire straf van maximaal zeven dagen opsluiting ofwel in een strafcel of wel in een andere verblijfsruimte dan een strafcel (afhankelijk van de ernst van het geweld) passend. In de beslissing is niet uitgelegd waarom besloten is om in zo’n sterke mate af te wijken van de Sanctiekaart 2016. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de voorzitter termen aanwezig om het schorsingsverzoek toe te wijzen. 

2.           De uitspraak

 De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggendebeklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 29  maart 2017.

 

 

            

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven