Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0015/GA, 23 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/15/GA

betreft: [klager] datum: 23 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zoetermeer te Zoetermeer,

gericht tegen een uitspraak d.d. 19 december 2002 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is gehoord de heer [...], unit-directeur van de locatie Zoetermeer.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen, wegens klagers betrokkenheid bij een poging tot beroving van een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 11 november 2002 werd er alarm geslagen. Op de afdeling verblijven 48 gedetineerden en er loopt drie man personeel rond, maar op dat moment was er geen direct toezicht. Het bleek dat getracht was gedetineerde [A...]. te rippenonder bedreiging van een mes. Zijn vinger was gehavend in een poging zijn ring eraf te krijgen. Gedetineerde [A...]. en gedetineerde [B...]. zijn hierop meteen op maatregel ingesloten om onderzoek te plegen. Er zijn 20 à 25gedetineerden gehoord en daarvan zijn notities gemaakt. Uit die verhoren kwam steeds hetzelfde verhaal en kwamen steeds dezelfde drie namen naar voren, waaronder die van klager. Aan gedetineerde [A...]., het slachtoffer, zijn foto’svoorgelegd van alle op de afdeling verblijvende gedetineerden. Hij haalde daar de foto’s van voornoemde drie gedetineerden uit en wist ook te vertellen welke rol elk van hen bij het incident heeft gehad. Gedetineerde [B...]. heefthet slachtoffer in zijn vinger gestoken en de andere twee, waaronder klager, hielden hem in bedwang. Op dat moment had ik voor mezelf voldoende rechtvaardiging gevonden voor het opleggen van een disciplinaire straf aan betrokkenen.Als ik dat niet had gedaan, was er een bijzonder explosieve situatie ontstaan. Veiligheidsoverwegingen hebben een grote rol gespeeld. Toen ik klager in de strafcel sprak heeft hij toegegeven dat hij bij de rippartij aanwezig was,maar dat hij een andere rol had, namelijk dat hij heeft geprobeerd de partijen te scheiden. Het was bekend dat er een band tussen de drie daders was. De twee anderen hebben niet gezegd dat klager er niets mee te maken had. Zij zijnniet in beklag gegaan.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Naar het oordeel van de beroepscommissie is er voldoende grond om aan te nemen dat klager betrokken is geweest bij een poging tot beroving van een medegedetineerde. Allereerst kan uit de verklaring van klager zelf worden afgeleiddat hij in de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer was ten tijde van de poging tot beroving. Dat klager daar was om partijen te scheiden is niet aannemelijk. Immers het slachtoffer heeft uit een stapel foto’s ook klageraangewezen als één van de betrokkenen bij de poging tot beroving. Klager zou al dan niet samen met een ander het slachtoffer in bedwang hebben gehouden. Daar komt bij dat bij het onderzoek van de directie de namen van driebetrokkenen, waaronder klager, naar voren zijn gekomen. Bij dat onderzoek is niet uit enige andere bron dan klager naar voren gekomen dat klager juist niet bij de poging tot beroving was betrokken. Het voorgaande leidt tot hetoordeel dat de oplegging aan klager van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen niet in strijd is met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen evenmin alsonredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 23 mei 2003

secretaris voorzitter

Naar boven