Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2152/TA, 11 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           17/2152/TA

 

betreft: [klager] datum: 11 oktober 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 juni 2017 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 september 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw

mr. T. Urbanus, […], hoofd behandeling, […], arts-assistent en

[…], juridisch medewerker bij FPC De Kijvelanden.

 

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissingen van het hoofd van de inrichting van

16 februari 2017 en 2 maart 2017, inhoudende de voortzetting om klager te verplichten tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder b, Bvt (hierna: b-dwangbehandeling), K-2017-000069.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, samengevat weergegeven, als volgt toegelicht.

Verwezen wordt naar RSJ 10 juli 2017, 17/34/TA, waarin de beroepscommissie de beslissing tot oplegging van de b-dwangbehandeling heeft vernietigd. In die uitspraak verduidelijkt de beroepscommissie dat b-dwangbehandeling bedoeld is voor situaties waarin ogenblikkelijk ingrijpen noodzakelijk is en dient te worden gezien als noodmedicatie die zo kort mogelijk wordt ingezet en tot doel heeft om onmiddellijk gevaar af te wenden. In de onderhavige zaak was van een dergelijke situatie ook geen sprake. Om te beoordelen of de inrichting mocht overgaan tot een b-dwangbehandeling dient het gedrag dat klager toen vertoonde te worden beoordeeld en of dit gedrag het volstrekt noodzakelijk maakte dat gebruik diende te worden gemaakt van de b-dwangbehandeling. Verwezen wordt naar RSJ 23 september 2016, 16/1973/GA, waarin de beroepscommissie oordeelde dat het uiten van ernstige verbale dreigingen tegen en over personeelsleden en in een worsteling belanden met een medeverpleegde onvoldoende zijn om onmiddellijk dreigend of acuut gevaar aan te nemen. In dat kader is ook RSJ 9 juni 2017, 17/908/GA van belang. In die uitspraak was bij klager sprake van een psychotisch toestandsbeeld zich uitend in waanideeën en paranoïdie. Omdat er een fysiek agressief incident had plaatsgevonden en er sprake was van toenemende paranoïdie en een geagiteerd toestandsbeeld werd een b-dwangbehandeling toegepast. Ook deze omstandigheden vond de beroepscommissie onvoldoende om onmiddellijk dreigend of acuut gevaar aan te nemen. Klagers gedrag wordt door de inrichting beschreven als onrustig, angstig en warrig gedrag. Er is geen verbaal of fysiek agressief gedrag. Er hebben geen incidenten plaatsgevonden. Daarbij komt dat de medeverpleegde waarnaar wordt verwezen dezelfde is van wie klager eerder heeft aangegeven dat hij hem gevraagd heeft om seksuele diensten bij hem te verrichten op een intimiderende manier. Klager heeft dit gemeld maar wordt als leugenaar beschouwd. Uit de wettelijke aantekeningen volgt dat het niet willen deelnemen aan de maaltijden geen nieuwe ontwikkeling is en dat klager veel op zichzelf is, weinig deelneemt aan groepsactiviteiten en zich bezig houdt met eigen agenda en programma. Opvallend is dat uit de wettelijke aantekeningen volgt dat klager weliswaar in weerstand is tegen de medicatie maar zich niet verzet tegen het toedienen. Hij heeft de medicatie altijd ingenomen. Wel heeft hij gesproken over het innemen van medicatie en hij komt moeilijk uit zijn woorden. Hij uit zijn weerstand door gebruik te maken van rechtsmiddelen. Hij blijft vriendelijk in het contact met het behandelteam, volgt aanwijzingen op en volgt zo goed mogelijk zijn programma. Hij gedraagt zich voorbeeldig. Het personeel hoort bepaalde teksten van hem maar hij zingt dan alleen maar mee met de radio. De inrichting probeert hem regelmaat te bieden. Hij werd toen heel laat wakker. Hij ziet nu meer nadelen voor wat betreft zijn gedrag. De inrichting geeft aan sinds mei 2016 dat er ieder moment iets kan gebeuren, maar er is nog nooit iets gebeurd. 

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, samengevat weergegeven, als volgt toegelicht.

Er werden oplopende psychotische symptomen gezien en in februari 2017 waren die hoog opgelopen. Van het indexdelict is bekend dat dit heel snel, binnen enkele uren, heeft plaatsgevonden en dat er toen ook sprake was van seksuele symptomen. Ook in dit geval was daar sprake van en het behandelteam zag een incident aankomen. Ten tijde van het nemen van de beslissing was de uitspraak 17/34/TA nog niet bekend. Als de b-dwangbehandeling niet was ingezet, was er iets gebeurd. Klager had dan schade aan zichzelf en zijn omgeving aangebracht. Anders had je klager in de separeer moeten plaatsen en moeten afwachten wat er zou gebeuren. De psychose liep op. Niet duidelijk werd of het verhaal dat klager over de medeverpleegde vertelde, klopte. Er diende snel gehandeld te worden. Nadat de uitspraak 17/34/TA was ontvangen, waarin de beroepscommissie meer duidelijkheid gaf over het inzetten van een a- of b-dwangbehandeling, is een beslissing genomen om klager een a-dwangbehandeling te laten ondergaan. Dat neemt niet weg dat op het moment van de onderhavige beslissingen de noodzaak voor een b-dwangbehandeling werd gezien. De b-dwangbehandeling is toegediend om te voorkomen dat de psychose erger werd. Er is een vroeg signaleringsplan, een werkdocument waarmee vroege signalen kunnen worden herkend. Ingeschat is dat het hooguit nog een week goed zou zijn gegaan, als niet zou worden ingegrepen. Na de toediening verdwenen al snel de seksuele symptomen. Voor de langere termijn is het van belang om de spiegel op gelijke hoogte te houden en hem continu te blijven observeren. De spiegel was echter moeilijk meetbaar. Daar is nog steeds geen verklaring voor. Klager was moeilijk in te schatten. Het gaat nu wel beter met hem. Er is nog nooit iets gebeurd omdat telkens tijdig is ingegrepen.

 

3.         De beoordeling

Eerdere beroepen gericht tegen beslissingen tot het toepassen van een b-dwangbehandeling zijn bij uitspraken RSJ 31 oktober 2016, 16/2220/TA en

RSJ 10 juli 2017, 17/34/TA gegrond verklaard met name omdat onvoldoende is aangegeven/gebleken welk concreet gevaar dreigde dat toepassing van een b-dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk maakte. 

In dit beroep zijn aan de orde de beslissingen tot de voortzetting van de toepassing van klagers b-dwangbehandeling van 16 februari en 2 maart 2017.

Ingevolge artikel 16b Bvt kan het hoofd van de inrichting als uiterste middel beslissen tot het toepassen van dwangbehandeling:

a.         indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (de zogenoemde a-dwangbehandeling);

b.         indien dit naar het oordeel van een arts – in een tbs-kliniek zal dit doorgaans een psychiater zijn – volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden (de zogenoemde b-dwangbehandeling).

In de uitspraak RSJ 10 juli 2017, 17/34/TA, is uiteengezet in welke situatie een a- dan wel een b-dwangbehandeling kan worden ingezet. Bij de b-dwangbehandeling dient het te gaan om een situatie waarin sprake is van (dreiging van) een onmiddellijk (uit de stoornis voortvloeiend) gevaar binnen de inrichting. B-dwangbehandeling is er derhalve voor die situaties waarin ogenblikkelijk ingrijpen met dwangbehandeling noodzakelijk is.

Uit de stukken en het behandelde ter zitting is enkel gebleken dat klager angstig en warrig gedrag vertoonde. Hij was niet agressief en er heeft geen incident plaatsgevonden. Naar het oordeel van de beroepscommissie is evenmin als in 17/34/TA gebleken dat  sprake was van een zodanig onmiddellijk (dreigend) gevaar dat een beslissing over het al dan niet toepassen van a-dwangbehandeling niet kon worden afgewacht. Daarbij komt dat klager indien dit noodzakelijk zou zijn, gesepareerd had kunnen worden. Dit zou een interventie kunnen zijn mede gebaseerd op een geactualiseerd risicosignaleringsplan waar ook klager mee bekend is. Net als in laatst genoemde uitspraak benadrukt de beroepscommissie dat indien dwangbehandeling met medicatie voor een langere periode noodzakelijk wordt geacht – zoals in de onderhavige situatie het geval is – een a-dwangbehandeling meer voor de hand ligt dan een b-dwangbehandeling. Inmiddels wordt door de inrichting een a-dwangbehandeling toegepast.

Gelet op al het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissingen om ten aanzien van klager de b-dwangbehandeling voort te zetten niet als redelijk en billijk kunnen worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissingen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij stelt de hoogte daarvan vast op € 100,=, tweemaal € 50,=.

 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J. Schagen MA en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door de secretaris,

mr. H.S. van Gemert, op 11 oktober 2017.

      

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven