nummer: 03/834/GV
betreft: [klager] datum: 14 mei 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 februari 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de op 4 februari 2003 ten aanzien van klager verleende toestemming voor algemeen verlof ingetrokken.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat de verleende toestemming voor het bedoelde tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is ingetrokken. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft niets gedaan en is toch in de isolatiecelgeplaatst. Dit is de reden dat zijn verlofaanvraag is afgewezen.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij de behandeling van de verlofaanvraag is een inschatting gemaakt van de risico’s die aan een verlof verbonden zijn. In eerste instantie was klagers verzoek gehonoreerd op 4 februari 2003. Nadere informatie heeft doen besluiten debeslissing te herzien. Op 30 januari 2003 gedroeg klager zich vreemd op de werkzaal. Hij praatte en lachte hardop en schopte tegen een krat. Vervolgens kreeg hij het met twee medegedetineerden aan de stok. Klager dreigde door hunhoge werktempo te prikken. De dagen daarna ging het slechter met klager. Hij praatte in zichzelf en tegen de muur, waste veelvuldig zijn handen. Het lijkt alsof er elk moment iets met klager kan gebeuren waardoor gedetineerden inzijn omgeving zich niet veilig voelen. Er is geen enkel vertrouwen in een goed verloop van het verlof en daarom wordt het absoluut onverantwoord geacht om klager verlof te verlenen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van p.i. Haaglanden, locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden, wegens een poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 oktober 2003.
Het beroep richt zich tegen de intrekking van de ten aanzien van klager verleende toestemming voor algemeen verlof. Het betreft klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klager heeft in de p.i. dusdanig vreemd gedrag vertoond dat hij daarmee de indruk heeft gewekt dat er ieder moment iets met hem kan gebeuren. Medegedetineerden in zijn directe omgeving voelen zich niet veilig. De beroepscommissie isvan oordeel dat voornoemde omstandigheden een voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd metde wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder e. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 mei 2003
secretaris voorzitter