Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0304/GA, 20 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/304/GA

betreft: [klager] datum: 20 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S.Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 20 januari 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden, locatie Scheveningen Zuid,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2003, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw voornoemd.
De directeur van de locatie Scheveningen Zuid is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens informatie dat op korte termijn een voorval wordt verwacht dat de orde en de rust binnen de inrichting,maar ook de veiligheid van personeel in gevaar zou kunnen brengen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ondanks toezeggingen is de van het gedetineerden recherche informatiepunt (GRIP) verkregen informatie niet aan klager overgelegd. Inmiddels is in de verlengingsprocedure deze informatie wel overgelegd. Het GRIP baseert zich op eenanonieme bron, de beoordeling van de betrouwbaarheid van deze bron is daardoor niet mogelijk. Ook ontbreekt de accordering van de landelijk officier van justitie.
Tot slot wist klager ten tijde van het uitkomen van het ambtsbericht dat hij zou worden overgeplaatst naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Het is dan niet aannemelijk dat hij op zo’n moment nog eenvluchtpoging zou beramen.

Klager heeft hier nog aan toegevoegd dat hij in zijn klaagschrift meerdere kwesties aan de orde heeft gesteld, zoals het niet mogen luchten en douchen, doch daar heeft de beklagcommissie niet over geoordeeld.

De unit-directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt, op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, vast dat de unit-directeur op basis van berichten, dat klager een ernstige bedreiging zou vormen voor de orde en de veiligheid binnende inrichting de bovenvermelde maatregel heeft opgelegd. Gelet op de zorg, die hij heeft voor de orde en de veiligheid binnen de inrichting, kon hij in redelijkheid die beslissing nemen. Nadien is door de unit-directeur met behulpvan het GRIP een onderzoek verricht naar de juistheid van de berichten, hetgeen resulteerde in een bevestiging door het GRIP van de ten aanzien van klager gerezen vermoedens.
De beslissing van de directeur tot het opleggen van de meergenoemde ordemaatregel is derhalve niet in strijd met de wet en kan evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Ten aanzien van hetgeen klager overigens heeft aangevoerd merkt de beroepscommissie op dat uit het klaagschrift van klager niet duidelijk valt af te leiden dat hij bedoeld had zich over meerdere zaken te beklagen. De beklagcommissieheeft hetgeen door klager is aangevoerd dan ook redelijkerwijs als één klacht kunnen opvatten zoals in haar beschikking vermeld.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 mei 2003

secretaris voorzitter

Naar boven