Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2674/GA, 12 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2674/GA

betreft: [klager] datum: 12 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 december 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Havenstraat te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van de locatie Havenstraat is niet ter zitting verschenen. Telefonisch heeft de directeur laten weten ook geen gebruik te maken van de mogelijkheid schriftelijk te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de directeur om bepaalde ruimten in de inrichting rookvrij te maken.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens de wet is roken verboden in publieke ruimten. De directie geeft een andere definitie aan het begrip publieke ruimten, daar vallen de verblijfsruimten niet onder. Als ik buiten mijn cel kom, heb ik last van het roken vananderen. Ik verblijf inmiddels in het huis van bewaring Demersluis te Amsterdam. In de locatie Havenstraat was geen luchtcirculatiesysteem en verbleven meerdere mensen in dezelfde ruimte. In Demersluis lijkt er wel een soortcirculatiesysteem te zijn en verblijven minder mensen in dezelfde ruimte, waardoor ik thans niet zoveel last meer heb van de rook van anderen. Ik wilde rookvrije ruimten in de locatie Havenstraat. De reactie daarop was dat als ikniet wilde roken, ik maar op cel moest blijven. Dat is niet juist en niet in lijn met de wet. Zodra je buiten je cel komt, bevind je je in een publieke ruimte. Ik ben er al meer dan een jaar mee bezig. De directeur weigerde mee tegaan met de definitie van een publieke ruimte. Mijn advocaat is bezig met een zelfde soort zaak in een TBS-kliniek. De uitspraak in die zaak luidt dat roken verboden is in publieke ruimten. Ik hoef geen drastische maatregelen, maarwil wat consideratie voor het feit dat ik niet rook en last heb van andere rokers. Dit geldt bijvoorbeeld ook in de transportbus, waarin gewoon gerookt wordt terwijl ik daar als niet-roker ook in zit.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van klager in zijn beklag wordt het volgende overwogen.
In de regeling betreffende het rookbeleid van de locatie Havenstraat heeft de directeur een aantal gedoogruimten aangewezen waar mag worden gerookt. Deze ruimten betreffen onder meer de ringen op de verblijfsafdelingen. Klager heeftverzocht ook deze ruimten rookvrij te maken, daar hij last heeft van de rook. De directeur heeft dit geweigerd. Deze beslissing is een klager betreffende beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw zodat klager ontvankelijk moetworden verklaard in zijn beklag.

Volgens artikel 10 van de Tabakswet dienen in instellingen die door de Staat worden beheerd zodanige maatregelen te worden getroffen, dat van de daardoor geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en daarin werkzaamhedenkunnen worden verricht zonder dat daarbij hinder wordt ondervonden van het gebruik van tabaksprodukten. In het uitvoeringsbesluit bij voormelde wet, het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten (verder: het Besluit), isaangegeven welke maatregelen – verplichte rookverboden met uitzonderingsmogelijkheden – moeten worden genomen en voor welke gemeenschappelijke ruimten die rookverboden dienen te gelden. Er worden verschillende categorieënonderscheden (ruimten waarin zich loketten bevinden, wachtruimten, hallen, gangen, trappen, liften, vergaderzalen, leslokalen, toiletten, kantines, recreatie- en soortgelijke ruimten en overige ruimten, voorzover deze voor hetpubliek toegankelijk zijn). De beroepscommissie is van oordeel dat de ruimten waar klager op doelt, de ringen op de verblijfsafdelingen, gemeenschappelijke ruimten, namelijk recreatie- en soortgelijke ruimten, zijn als bedoeld inartikel 2, eerste lid, van het Besluit, waarin ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Tabakswet een verbod om tabaksprodukten te gebruiken ingesteld en gehandhaafd dient te worden.
Artikel 2, derde en vierde lid, van het Besluit maakt het mogelijk uitzonderingen te maken op voormeld algeheel rookverbod, doch alleen indien is voldaan aan twee voorwaarden. De ruimte moet merendeels rookvrij zijn (hetzij inoppervlakte, hetzij in tijd) en in geen geval mag in het rookvrije deel of gedurende de rookvrije periode hinder worden ondervonden van het gebruik van tabaksprodukten.

In de locatie Havenstraat geldt een algeheel rookverbod. Er zijn echter gedoogruimten aangewezen. Deze betreffen onder meer de ringen op de verblijfsafdelingen. De directeur heeft voor de beklagcommissie verklaard dat het overgrotedeel van de gedetineerden rookt, waardoor het moeilijk is om een voor ieder aanvaardbaar beleid te ontwikkelen. Als een niet-roker te veel last ondervindt van rook moet hij zoveel mogelijk op cel blijven of overplaatsing aanvragennaar een andere inrichting die meer tegemoet komt aan zijn wensen.
Aan de uitzonderingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 2 van het Besluit is niet voldaan. Immers de gemeenschappelijke ruimten als bedoeld in voornoemd artikel zijn niet (merendeels) rookvrij en onweersproken is dat klager hinderondervindt van het roken.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep van klager gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd, klager zal alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag en dit beklag zalgegrond worden verklaard.
Aan klager zal voor het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming van € 40,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 mei 2003

secretaris voorzitter

Naar boven