Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1801/GA, 28 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1801/GA

betreft: [klager] datum: 28 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 5 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 29 juli 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Midden Holland, locatie Alphen aan den Rijn, welke op 30 augustus 2002 aan klager is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om een fotokopie te verstrekken van klagers meest recente registratiekaart.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft enige tijd geleden inzage gehad in zijn penitentiair dossier. Toen klager vervolgens op aanraden van zijn raadsman om eenkopie van zijn meest recente registratiekaart verzocht, werd hem dit geweigerd omdat in de huisregels van de inrichting zou zijn bepaald dat geen kopieën uit het penitentiair dossier worden verstrekt. Volgens klager is deze bepalingin strijd met artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens nu uit de uitspraak van de beklagcommissie duidelijk blijkt dat hij heeft verzocht om verstrekking van voornoemde gegevens. De betreffende bepaling in de huisregels isook in strijd met een eerdere uitspraak van de beroepscommissie van 9 december 1994 (nr. A 94/714), waaruit volgt dat van een registratiekaart niet kan worden gezegd dat deze informatie bevat die de belangen van derden kan schadendan wel de orde of veiligheid in de inrichting in gevaar kan brengen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Geklaagd is over de weigering door (een medewerker van) het BSD om aan klager een fotokopie te verstrekken van zijn meest recente registratiekaart. Blijkens artikel 4.3.3.3. van de huisregels van de inrichting worden voorgedetineerden geen kopieën uit hun penitentiair dossier gemaakt. De weigering waarvan sprake is, is een individuele klager betreffende beslissing waartegen beklag mogelijk is. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn beklag.

Aan de orde is de vraag of klager recht heeft op een afschrift van de registratiekaart. Voor de beoordeling hiervan is het volgende wettelijk kader van belang. Ingevolge artikel 37, eerste lid en onder c van de Penitentiairemaatregel (Pm) wordt in het penitentiair dossier (tevens) opgenomen de meest recente registratiekaart. Het penitentiair dossier is een persoonsdossier in de zin van artikel 1 van de Wet op de persoonsregistraties. De inzage van hetpenitentiair dossier is geregeld in artikel 40 Pm en blijkens de parlementaire geschiedenis is de Wet op de persoonsregistraties van toepassing (zie RSJ 25 juli 2002, Sancties 2002, nummer 54). De wet op de persoonsregistraties isinmiddels ingetrokken en vervangen door de Wet bescherming persoonsgegevens. Deze wet is in werking getreden op 1 september 2001 en is derhalve van toepassing in de onderhavige zaak nu het een beklag betreft van een beslissing dieis genomen op of kort voor 2 juli 2002. Artikel 40 Pm bevat geen nadere regels over de wijze waarop uitvoering moet worden gegeven aan de mogelijkheid voor een gedetineerde om zijn penitentiair dossier in te zien. De artikelen 33tot en met 42 van de Wet bescherming persoonsgegevens regelen de informatieverstrekking aan de betrokkene en de rechten van betrokkene. Deze regeling bevat niet het recht van een betrokkene op het verstrekken van een fotokopie vanbepaalde gegevens. In zoverre is de regel dat geen fotokopie wordt verstrekt van een registratiekaart niet in strijd met de wet. Eerder (CRS 9 december 1994, A 94/714 en CRS 10 september 1998 A 98/279) is beslist dat verstrekkingvan een afschrift slechts mag worden geweigerd op een wettelijke grond. Voorts is beslist dat kopieën dienen te worden verstrekt, zij het dat het mogelijk is daarvoor kosten in rekening te brengen. Een algeheel verbod tot hetverstrekken van een kopie uit het penitentiair dossier frustreert de mogelijkheid om effectief van de kennisname van de gegevens gebruik te maken. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de uitspraak van de beklagcommissie nietin stand blijven en moet het beklag alsnog gegrond worden verklaard. Aan de directeur zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, zulks met inachtneming van hetgeen door de beroepscommissie is overwogen.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. Deberoepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 10,-.

4. Beslissing
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, 28 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven