Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0319/GA, 24 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/319/GA

betreft: [klager] datum: 24 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 3 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.H.W.Spoelstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 19 december 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden, locatie Scheveningen Zuid te 's-Gravenhage,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het (door medewerkers van de inrichting) verwijderen van de cel van een door de reclassering opgemaakte voorlichtingsrapportage, welke rapportage op 28 augustus 2002 aan klager is toegezonden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Tijdens klagers detentie is een voorlichtingsrapport van klagers cel verwijderd en overhandigd aan het Bureau Selectie- en Detentiebegeleiding (BSD). De directeur heeft aangegeven dat die verwijdering niet is geschied in zijnopdracht. Een en ander is in strijd met hetgeen een ander directielid heeft verklaard in zijn brief van 26 april 2002. In die brief stelt het directielid dat het BSD niet gerechtigd is om het reclasseringsrapport aan de betreffendegedetineerde te overhandigen. Het verzoek om afgifte van de betreffende rapportage wordt ook later geweigerd, zoals als blijkt uit het ongedateerde bericht van een medewerker van het BSD. Deze weigering geschiedde om andere,eveneens onjuiste redenen. Het betreffende rapport was immers aan klager toegezonden, zoals kan blijken uit de betreffende enveloppe. Nu aan klager gezonden post in strijd met de voor geprivilegieerde post geldende regels vanklagers cel is verwijderd, van welke verwijdering overigens geen verslag is gemaakt, en aan het BSD is overhandigd, is hier sprake van een beslissing genomen namens de directeur. Het beklag dient daarom alsnog gegrond te wordenverklaard.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij nog het volgende aangevoerd. Door of namens klager is nooit aannemelijk gemaakt dat het betreffende rapport van klagers cel is gehaald door eenmedewerker van de locatie. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat het betreffende rapport zich in klagers cel heeft bevonden. Weliswaar toont klager een aan hem geadresseerde enveloppe, afkomstig van de reclassering, maar daaruit blijktniet dat het betreffende rapport zich in die enveloppe heeft bevonden. Hetgeen door het directielid en de medewerker van het BSD is vermeld in de door de raadsman genoemde schriftelijke stukken, had betrekking op stukken die onderbeheer van het BSD waren en waarvan geen afschriften aan gedetineerden worden verstrekt. Het kan daarbij niet van de cel van klager gehaalde stukken betreffen. Verwijdering van dergelijke stukken van een cel kan alleen op last vande directie. Dat is nooit gebeurd. De directeur acht het daarom niet aannemelijk dat klager op enig moment in het bezit is geweest van het rapport. Voor zover dat rapport zich op klagers cel mocht hebben bevonden, is niet geblekendat dit door een personeelslid uit klagers cel is gehaald. Klager uit in zoverre enkel vermoedens.

3. De beoordeling
Met de beklagcommissie acht de beroepscommissie aannemelijk dat het onderhavige reclasseringsrapport aan klager is toegezonden en dat dit rapport daadwerkelijk door hem is ontvangen. De beroepscommissie acht echter niet aannemelijkdat de verwijdering van dat betreffende rapport op grond van een door of namens de directeur genomen beslissing is geschied. Voor zover klagers raadsman heeft verwezen naar (schriftelijke) verklaringen van een directielid en eenmedewerker van het BSD, acht de beroepscommissie het verweer van de directeur dienaangaande, voldoende aannemelijk. De beslissing van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en de beroepscommissie zal klager alsnog, nuhet klaagschrift niet ziet op een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven