Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0460/GA, 16 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/460/GA

betreft: [klager] datum: 16 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 januari 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de beperkt beveiligde inrichting Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vertraging van klagers resocialisatietraject wegens het niet tijdig rapporteren door zowel de reclasseringswerker bij de inrichting als die van de reclassering te Amsterdam.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft klager zowel in het beklag nr 2002-1401 d.d. 3 december 2002 als nr 2002-1441 d.d. 23 december 2002 niet-ontvankelijk verklaard, terwijl als inhoud van de klaagschriften slechts het beklag nr 2002-1401zakelijk wordt weergegeven. Deze niet-ontvankelijkheid is een mooie juridisch-technische manier om je van problemen af te maken. De commissie van toezicht behartigt aldus niet haar taak de aan een penitentiaire situatie inherentemachtsverhoudingen zo ver mogelijk te neutraliseren. Ten minste had de commissie klagers klachten als grieven kunnen opvatten en behandelen, dan wel analoog aan artikel 313 Sv de klachten als volgt enigszins kunnen wijzigen. In hetkader van zijn verantwoordelijkheid voor de selectievoordracht van klager dient de directeur deze binnen een redelijke termijn te doen plaats hebben. Genoemde termijn is ruimschoots overschreden. De directeur is nalatig geweestjegens klager door niet erop toe te zien dat zowel de binnen- als buitenreclassering zich aan de gestelde termijnen hielden.

De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt. Dat luidt als volgt. Het Centraal Detentie Beraad heeft op 31 oktober 2002 beslist dat klager in aanmerking komt voor detentiefasering.Vervolgens dient de reclassering binnen tien dagen een advies terzake op stellen, doch wegens hoge werkdruk heeft zij dat niet gerealiseerd, zodat klager vertraging in zijn detentiefasering heeft opgelopen. Eerst na zestien dagen isvoornoemd advies aan klager voorgelegd en naar de reclassering te Amsterdam verzonden. Het niet tijdig oproepen van klager door de Amsterdamse reclassering voor een gesprek heeft opnieuw tot vertraging geleid, een betreurenswaardigesituatie, waarover de directeur zich met de reclassering heeft verstaan. De reclassering is echter een instantie die niet valt onder de uitvoeringsverantwoordelijkheid van de directeur.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 7, tweede lid, Pm dient de directeur bij zijn voordracht aan de selectiefunctionaris om een gedetineerde in aanmerking te doen komen voor deelname aan een penitentiair programma onder meer het advies over te leggenvan de reclassering in het arrondissement, waar het programma ten uitvoer wordt gelegd.
Gebleken is dat het Centraal Detentie Beraad klager geschikt heeft geacht hem in aanmerking te doen komen voor detentiefasering, in dier voege dat de directeur klager bij de selectiefunctionaris voordraagt voor plaatsing in eenpenitentiair programma, welke plaatsing wordt voorafgegaan door plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting. De gebruikelijke werkwijze houdt in dat de intramurale reclassering een preadvies opstelt voor de reclassering inhet arrondissement, waar het programma ten uitvoer wordt gelegd. In het kader van een versnelde procedure heeft de Stichting Reclassering Nederland (SRN) zich verplicht om in gevallen als van klager binnen een beperkt aantalwerkdagen één rapport (samenvoeging van het preadvies en eigen advies) uit te brengen. Vast is komen staan dat noch de reclasseringswerker in de inrichting, noch die in het arrondissement Amsterdam in het geval van klager genoemdeverplichting tijdig is nagekomen. Gelet op het feit dat het beklag het functioneren betreft van een personeelslid van SRN, voor welk (inhoudelijk) functioneren de directeur geen verantwoordelijkheid draagt, komt de beroepscommissietot het oordeel dat de beklagrechter met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie merkt nog op dat klachten over het uitvoeren of nalaten van reclasseringswerkzaamheden kunnen worden ingediend bij de klachtencommissie als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Reclasseringsregeling 1995.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 16 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven