Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0186/GA, 14 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:14-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/186/GA

betreft: [klager] datum: 14 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 42, tweede lid, van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers heeft kennis genomen van een op 21 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. M. R. Roethof, namens

[...] , verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 januari 2003 van de beklagcommissie bij het detentiecentrum Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van voormeld detentiecentrum in de gelegenheid gesteld het beroep mondeling toe te lichten. De directeur heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Klager en zijn raadsman, mr.M.K. Rack, advocaat te Arnhem, zijn op 10 maart 2003 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van twee dagen wegens -kortweg- het veroorzaken van spanning op de verblijfszaal.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager persisteert bij hetgeen namens hem in het beroepschrift is aangevoerd. Er was geen reden om klager af te zonderen. Er was geen sprake van wrijving tussen klager en zijn celgenoten. Klager was als laatste op de betreffende celgeplaatst. Hij keek naar het nieuws op televisie toen de televisie door een van de daar langer verblijvende gedetineerden op een andere zender werd gezet. Die medegedetineerde gaf klager te kennen dat hij nieuw was in de cel en dusmaar had te luisteren naar wat de anderen wilden. Klager heeft toen alleen opgemerkt dat hij naar het nieuws keek. Hij heeft de televisie niet teruggeschakeld naar de nieuwszender. Volgens de directeur zou klager al een tweedewaarschuwing hebben gekregen. In Zeist is het onderhavige voorval het enige geweest. Klager is in het Detentiecentrum nooit door het afdelingshoofd aangesproken op zijn gedrag.
Klager is niet door de directeur gehoord voordat hij in afzondering werd geplaatst. Ook is hem de beslissing van de directeur te laat, te weten pas twee dagen nadat deze was genomen, uitgereikt. Klager verbleef op dat moment al weerin een reguliere verblijfscel. De betreffende beslissing werd aan klager uitgereikt door het afdelingshoofd. Het afdelingshoofd zei tegenover klager dat hij het vreemd vond dat de beslissing nu pas werd uitgereikt. Tijdens klagersverblijf in de afzonderingscel was het (te) koud. De afzonderingscel was niet verwarmd. Klager kreeg, toen hij aangaf het koud te hebben, voor de nacht vier of vijf dekens. Tijdens de afzondering is hij bezocht door een medewerkervan de medische dienst. Die medewerker vond ook dat het te koud was in de afzonderingscel. Overdag had klager geen dekens in zijn cel.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij nog het volgende aangevoerd. Anders dan klager is de directeur van mening dat er sprake is geweest van een zodanig conflict, dat dit eenplaatsing in afzondering rechtvaardigde. Voor klagers plaatsing in de betreffende verblijfsruimte is er nooit sprake geweest van enige spanning tussen de toen daar verblijvende gedetineerden. Uit gesprekken tussen het personeel enmedegedetineerden komt naar voren dat klager mede door zijn non-verbale uitstraling en de wijze van manifesteren spanning bij zijn medegedetineerden oproept. Binnen drie dagen was er een dusdanig grote spanning ontstaan, terwijl diespanning er voor klagers plaatsing niet was, dat de constatering dat klager die spanning veroorzaakte niet onredelijk moet worden geacht. Voorafgaand aan de plaatsing in afzondering is met klager gesproken door het afdelingshoofd.Terwijl klager in afzondering verbleef, heeft de directeur de situatie aan klager uitgelegd. Daarbij heeft de directeur aangegeven dat hij klager als veroorzaker van de ontstane situatie zag. Voorts heeft de directeur aan klagermedegedeeld dat er tijd nodig was om klagers herplaatsing binnen de afdeling te realiseren. Voor zover klager zich beklaagt over de lage temperatuur in de afzonderingscel, voert de directeur nog aan dat aan klager voldoende dekenszijn uitgereikt.

3. De beoordeling
Door en namens klager is (onder meer) gesteld dat het twee dagen zou hebben geduurd alvorens hem de schriftelijke neerslag van de betreffende (afzonderings)beslissing van de directeur is uitgereikt. Dit is niet weersproken door dedirecteur. Een schriftelijke beslissing als de onderhavige moet op grond van het bepaalde in artikel 32, eerste lid, van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers onverwijld aan de betrokken gedetineerde worden uitgereikt. Inbeginsel zal, indien er sprake is van een termijn langer dan 24 uur, niet meer gesproken kunnen worden van een dergelijk onverwijld uitreiken. In onderhavige zaak is aannemelijk dat het langer dan die hiervoor genoemde 24 uren heeftgeduurd. Doel van die wettelijke verplichting is (onder meer) het wegnemen van eventuele onzekerheid bij de gedetineerde met betrekking tot de redengeving van de beslissing en daarnaast hem op de hoogte te stellen van demogelijkheid van beklag. Nu klager in de afzonderingscel door de directeur op de hoogte is gebracht van een en ander en hij tijdig beklag heeft ingesteld, acht de beroepscommissie in dit geval klager door het niet onverwijlduitreiken niet in zijn belangen geschaad. Dit kan daarom niet tot een gegrondverklaring van het beklag leiden. Hetgeen overigens in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van deberoepscommissie eveneens niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven