Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0074/GA, 2 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/74/GA

betreft: [klager] datum: 2 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 3 januari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 25 november 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vertraging bij terugstorting van geld aan familieleden van klager.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Tegenover de beklagcommissie heeft de directeur verklaard dat het ging om geld dat in de zogenoemde „flappenhapper“ van de inrichtingzou zijn gedeponeerd, maar het ging om geld dat via de postgiro op de rekening van de inrichting was gestort. Klager zit nu al bijna tien jaar in dezelfde inrichting. Hij heeft nooit problemen gehad met betrekking tot de ontvangstvan geld van familieleden. Vanaf het moment dat er minder mensen en een nieuwe kracht bij de financiële administratie zijn gaan werken, gaat het regelmatig mis. Maakten zijn familieleden vroeger een fout bij de stortingsprocedure,dan kregen zij hun geld binnen een week teruggestort. Nu duurt dat vaak weken. Volgens klager als gevolg van een tekort aan personeel. Wat hem betreft zouden zijn familieleden hun geld binnen twee weken terug moeten hebben.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Afgezien van de vraag of klagers familieleden het geld in de „flappenhapper“ van de inrichting hebben gedeponeerd dan wel via de postgiro op de rekening van de inrichting hebben gestort, komt de beroepscommissie, met debeklagcommissie, tot het oordeel dat, waar het beklag de te late terugstorting van geld aan familieleden van klager betreft, geen sprake is van een jegens klager genomen beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60, eerstelid, Pbw. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 2 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven