Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2641/GA, 2 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 02/2641/GA
betreft: [klager] datum: 2 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 7 november 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond, welke uitspraak op 7 november 2002 is verzonden en door klager, blijkens hetberoepschrift op 4 december 2002, is ontvangen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr J. Serrarens, advocate te Maastricht, om het beroep schriftelijk toe telichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van verzoeken om extra bezoekmomenten op 2 augustus 2002, 9 augustus 2002 en 16 augustus 2002.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft om extra bezoekmogelijkheden verzocht. Dat verzoek is afgewezen. Reden voor dat verzoek was dat hij bezoek wenste te ontvangen van een familielid, dat enkel op vrijdagen op bezoek kon komen. De vrijdagen zijn evenwel inde inrichting niet de algemene bezoekdagen. Eenmaal is een dergelijk verzoek van klager gehonoreerd. Latere verzoeken zijn steeds afgewezen. Volgens de directeur kunnen extra bezoekmomenten worden toegestaan. Reden voor eentoekenning van extra bezoekmomenten moet dan gelegen zijn in de persoonlijke omstandigheden van de betreffende gedetineerde, terwijl de bezoekcapaciteit van de inrichting een extra bezoekmoment niet in de weg mag staan. Door klageris geconstateerd dat andere gedetineerden bij herhaling extra bezoek hebben ontvangen, terwijl hij slechts één maal extra bezoek mocht ontvangen. Klager heeft gemerkt dat er in de inrichting voldoende bezoekruimte en bewakendpersoneel beschikbaar is om extra bezoek ook praktisch te kunnen realiseren. Het is voor klager belangrijk dat hij van dat bepaalde familielid bezoek kan ontvangen. Niet is gebleken dat andere gedetineerden zwaarder wegendebelangen zouden hebben, op grond waarvan zij wel en klager geen extra bezoek mochten ontvangen. De beslissing namens de directeur om het verzoek van klager af te wijzen is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen en het beklag dientdan ook alsnog gegrond te worden verklaard.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij nog aangevoerd dat hij uit het beroepschrift op maakt dat het beroep met name is ingesteld vanwege de late behandeling van en uitspraak opklagers klachten. Een en ander is evenwel mede het gevolg geweest van het feit dat klager de beklagrechter heeft willen wraken. Daardoor is de behandeling van een aantal klachten aangehouden totdat er uitspraak was gedaan in dehiervoor genoemde wraking. Voor het overige handhaaft de directeur hetgeen hij bij de beklagcommissie naar voren heeft gebracht.

3. De beoordeling
het beroep betreft onder meer de weigering extra bezoek toe te staan op 9 augustus 2002. Nu omtrent deze weigering reeds is beslist in de uitspraak van de beroepscommissie commissie van 2 april 2002 met nummer 02/2640/GA, zal ditonderdeel van het beroep thans buiten beschouwing blijven.
Op grond van het bepaalde in artikel 38, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht om gedurende tenminste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. Vast staat dat dit hiervoorgenoemde recht van klager niet is geschonden. Artikel 38, eerste lid, van de Pbw, laat aan de directeur voorts ruimte om in voorkomende gevallen meer bezoek toe te staan dan het wettelijk minimum. Bij de beslissing of een dergelijkextra bezoekmoment wordt toegestaan, dient de directeur een belangenafweging te maken. Die belangenafweging is door de directeur gemaakt. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan niet worden gezegd dat de aangevallenbeslissingen van de directeur in strijd zijn met de wet, noch kunnen die beslissingen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen door klager in beklag naar voren isgebracht omtrent discriminatie van klager bij de toekenning van extra bezoekmomenten, is niet aannemelijk geworden.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. D.J. Dee en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven