Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1834/JA, 27 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1834/JA

betreft: [klager] datum: 27 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 3 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1982], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 22 augustus 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de Stichting Justitieel Pedagogisch Centrum De Sprengen (verder: De Sprengen), locatie Forensisch Orthopedagogisch Centrum De Kolkemate(verder: De Kolkemate) te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 februari 2003, gehouden in de Justitiële Jeugdinrichting De Heuvelrug, deelinrichting Overberg te Overberg, zijn gehoord klager en de heer drs. [...], pedagogisch directeur van De Sprengen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft - voor zover in beroep van belang - de (vermeende) weigering van de adjunctdirecteur pedagogische behandeling klager uitleg te geven over de reden waarom de directie van De Sprengen aan de selectiefunctionarisheeft geadviseerd klager over te plaatsen vanuit de gesloten behandelinrichting De Kolkemate naar de open behandelinrichting Overberg in plaats van naar de open behandelinrichting De Dreef te Wapenveld.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Eerst heeft de directie van De Sprengen geadviseerd hem in De Dreef te plaatsen, in een groep met minder begeleiding en meer vrijheden. Klager had zich hierop verheugd. Hij kende andere jongens in De Dreef, waar hij leuk mee om wasgegaan toen die jongens nog in De Kolkemate verbleven. Plotseling ging dit niet door en moest hij naar Overberg. De adjunctdirecteur heeft dit op 1 april 2002 tegen hem gezegd en klager dacht eerst - maar ten onrechte - dat het eengrapje was.
Klager heeft niet begrepen waarom de overplaatsing werd gewijzigd. Hij heeft de adjunctdirecteur naar de reden gevraagd. Die zei: „Het loopt daar niet zo goed en we kennen je niet zo goed.“ Klager begreep deze mededeling niet. Hijwas toen al 14 maanden in De Kolkemate, de orthopedagoge van De Sprengen vond dat hij naar De Dreef kon. Zij vond hem positief en rustig. Een andere jongen mocht een week later wel naar De Dreef. Klager vond het oordeel van deadjunctdirecteur niet redelijk, hij was immers positief bevonden en begreep niet waarom hij dan naar een inrichting met meer structuur moest. De adjunctdirecteur heeft hem naar zijn coach [...] verwezen. De laatste heeft aan klagerverteld dat de inrichting niets aan de overplaatsing kon doen. Ookal zou klager hoog of laag springen, het zou hem niets uitmaken, de overplaatsingsbeslissing van Justitie zou toch uitgevoerd worden.
Volgens genoemde orthopedagoge zou plaatsing in een drukke groep niet goed voor klager zijn. Klager heeft in De Sprengen geen goede voorlichting over Overberg gekregen. Hij vond het erg om naar een „structuurgroep“ te moeten gaan,met minder vrijheden. Hij kwam in Overberg terecht in een heel drukke groep. Hij heeft hier verbleven met jongens met een zware gedragsproblematiek. Deze jongens zijn agressief en heel erg lawaaiïg: zij schreeuwen, vloeken enstoeien. Klager heeft het hiermee erg moeilijk gehad. Na zijn binnenkomst is hij even in een gesloten fase geplaatst. Pas 3 à 4 weken na zijn binnenkomst heeft hij zijn eerste verlof gekregen.
Klager heeft in Overberg het diploma horeca gehaald. Over een maand doet hij examen in boekhouden. Hij wil buiten gaan werken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is juist dat de directie aanvankelijk het voornemen had te adviseren tot klagers overplaatsing naar De Dreef. Dit advies berustte op onderzoek van klager door de orthopedagoge van De Sprengen. Het is echter niet gekomen tot eenoverplaatsingsvoordracht in deze zin aan de selectiefunctionaris, omdat kort daarop bleek van een opstand in De Dreef. De directie van De Sprengen is er nauwkeurig van op de hoogte hoe de verschillende locaties van De Sprengendraaien en heeft het onverantwoord gevonden klager in die situatie in De Dreef te plaatsen. De directie wilde het risico niet nemen dat klagers overplaatsing naar De Dreef zou mislukken en klager naar een gesloten inrichting zoumoeten worden teruggeplaatst. Geoordeeld werd dat klager was gebaat bij een rustigere omgeving. Daarom is de selectiefunctionaris verzocht een plaats voor klager te vinden in een structuurgroep in Overberg, met de mogelijkheid vanverlof. Klager geeft aan dat hij de eerste weken in Overberg geen verlof heeft gekregen. In De Dreef is het echter ook zo dat de jongens in de beginfase van hun verblijf aldaar nog geen verlof krijgen. Verder zijn er inhoudelijk ookhaast geen verschillen in de beide inrichtingen.
De directeur bestrijdt dat het overplaatsingsadvies niet aan klager is uitgelegd. De achtergronden van de wijziging van het advies zijn zowel door de orthopedagoge als de adjunctdirecteur aan klager uitgelegd. Klager bleef echterdiscussiëren. Hij kon de wijziging niet accepteren. Om hem te leren hiermee om te gaan is hij verwezen naar zijn coach [...].

3. De beoordeling
De directie van De Kolkemate heeft de selectiefunctionaris geadviseerd klager te plaatsen in de open behandelafdeling Overberg te Overberg. Met dit advies is de directie teruggekomen op een eerder voornemen - dat niet is uitgevoerd- te adviseren tot klagers overplaatsing naar de open behandelinrichting De Dreef te Wapenveld. Aannemelijk is geworden dat de redenen voor wijziging van het advies waren gelegen in de omstandigheid dat de orde van de leefgroep inWapenveld op dat moment was verstoord en dat het onverantwoord werd geacht klager in die situatie te brengen, met het risico van mislukken van klagers plaatsing aldaar en een terugplaatsing naar een gesloten behandelregime.
De beroepscommissie acht het aannemelijk dat zowel de orthopedagoge als de adjunctdirecteur aan klager de beslissing tot wijziging van het aanvankelijke overplaatsingsadvies hebben uitgelegd. Het beroep dient daarom ongegrond teworden verklaard.

Overigens acht de beroepscommissie het aannemelijk dat de inrichting met betrekking tot de wijzigingsbeslissing voldoende zorg aan klager heeft door hem te verwijzen naar zijn coach, die heeft getracht klager behulpzaam te zijn bijhet leren accepteren van de kennelijk voor klager teleurstellende inhoud van het uitgebrachte advies.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, prof.dr J. Junger-Tas en mr. A.P. van der Linden, leden, bijgestaan door mr. Chr.F. Swart-Babbé , secretaris, op 27 maart 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven