Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2677/JA, 26 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2677/JA

betreft: [klager] datum: 26 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 19 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1986], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 25 november 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 februari 2003, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, deelinrichting Overberg te Overberg, zijn gehoord klager en de heer drs. [...], plaatsvervangend algemeen directeur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de disciplinaire straf van 31⁄2 uur opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, te weten in de klager toegewezen kamer, wegens het maken van lawaai
's avonds na 21.30 uur.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt gehandhaafd en toegelicht als volgt.
De disciplinaire straf is hem ten onrechte opgelegd. Hij heeft geen lawaai gemaakt, maar heeft gewoon geslapen. Hij heeft geen geluidsapparatuur op zijn kamer.
De beveiligingsdienst moet zijn afgegaan op een jongen genaamd [A]. Die heeft gezegd dat klager en drie andere jongens lawaai hebben gemaakt op 28 oktober 2002 na 21.30 uur. De beveiliging gelooft [A]. Op 29 oktober 2002 is hetverslag aan klager aangezegd, is klager gehoord door zijn groepsleider, is hem de disciplinaire straf opgelegd van ?kamerplaatsing? op die dag, van 18.00 uur tot 21.30 uur, en heeft klager daarvan een schriftelijke mededelinggekregen.
In verband met dit incident is de directeur niet bij hem geweest.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt gehandhaafd en toegelicht als volgt.
In de avond en nacht van 28 oktober op 29 oktober 2002 hebben twee beveiligings-functionarissen rondes gelopen in de inrichting. Als een groep lawaaiïg is maken zij extra rondes. In het desbetreffende tijdvak was het 's nachts vaakonrustig doordat tegen de deuren werd gebonkt en doordat radio's van de jongens te hard aan stonden. De beveiligingsmensen hebben persoonlijk geconstateerd dat op de desbetreffende datum door onder meer klager geluidsoverlast isveroorzaakt. De jongens kunnen niet zien dat de beveilingsmensen langs hun kamers lopen. De beveiligingsfunctionarissen hebben verslag van de geluidsoverlast uitgebracht aan de groepsleiding. Het is de taak van de unitleidingordeverstoringen te corrigeren. Klager is gehoord en gestraft door de unitleider de heer [b...]. Deze is als plaatsvervangend directeur daartoe bevoegd. Het gegeven dat klager een gehoorstoornis heeft, doet niet af aan deverwijtbaarheid van het maken van lawaai. De communicatie met klager verloopt in het algemeen goed. Daartoe is onder meer een laptop op de groep aanwezig.

3. De beoordeling
Gelet op het verslag van de beveiligingsfunctionarissen en gehoord de directeur is voor de beroepscommissie aannemelijk geworden dat in de avond van 28 oktober 2002 na 21.30 uur, dan wel in de nacht van 28 op 29 oktober 2002, doortwee beveiligingsfunctionarissen persoonlijk is geconstateerd dat klager geluidsoverlast heeft veroorzaakt.
Zodanig gedrag verstoort de orde en kan aanleiding vormen tot oplegging van een disciplinaire straf als bedoeld in artikel 55 Bjj.
Gebleken is dat aan klager met in achtneming van de hoorplicht (artikel 61 Bjj) en de informatieplicht (artikel 61 Bjj) de disciplinaire straf van opsluiting in de aan klager toegewezen kamer (artikel 55, eerste lid onder a, Bjj),voor de duur van 31⁄2 uur, is opgelegd. Deze beslissing is door een daartoe bevoegde functionaris genomen.
Bij het opleggen van de disciplinaire straf is voldoende in aanmerking genomen dat klager auditief gehandicapt is. Hij kan zelf geluidsoverlast die hij veroorzaakt niet horen; daar staat echter tegenover dat hij zich bewust is dathij geluiden kan maken die anderen storen of overlast bezorgen.
De beroepcommissie is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat de bestreden beslissing van de directeur niet in strijd is met de wet en - bij afweging van alle in aanmerking komende belangen - ook niet als onredelijk ofonbillijk kan worden aangemerkt.
Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de
beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, prof.dr. J. Junger-Tas en mr.A.P. van der Linden, leden, bijgestaan door mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 26 maart 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven