Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0421/GV, 12 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/421/GV

betreft: [klager] datum: 12 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 februari 2003 – door tussenkomst van het bureau selectiefunctionarissen – bij het secretariaatvan de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 januari 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De motivering van de afwijzende beslissing is gelijk aan die van de eersteafwijzende beslissing. Klager vraagt zich af hoe lang hij om dezelfde reden gestraft kan worden. Hij wil zijn algemeen verlof in dienst stellen van zijn terugkeer in de samenleving. Over een paar maanden bereikt hij al zijnv.i.-datum.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich gedurende zeer lange tijd aan zijn detentie onttrokken. Hij keerde op 24 maart 1997 niet terug van een weekeindverlof uit een beperkt beveiligde inrichting. Tot 2 augustus 2002 wist hij zich aan zijn detentie teonttrekken. Hoewel klager zich thans goed gedraagt, is de Minister van oordeel dat klagers zeer lange onttrekking aan zijn detentie het verlenen van vrijheden in dit stadium van de detentie in de weg staat. Gelet hierop en op hetnegatieve advies van het openbaar ministerie, is klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Lelystad heeft geadviseerd het gevraagde verlof te verlenen. Hierbij is aangetekend dat klager tot een goede aanpassing in de inrichting is gekomen. Hij is vriendelijk en correct, is niet tegen rapportenopgelopen, maakt goed gebruik van de geboden activiteiten en zijn hygiëne is redelijk tot goed.
Het openbaar ministerie heeft bezwaar tegen het gevraagde verlof, omdat nog immer sprake is van een reëel ontvluchtingsgevaar.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft bericht dat er met betrekking tot het opgegeven verlofadres geen bijzonderheden zijn te melden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek te ondergaan, wegens afpersing. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 8 juli 2003. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 4 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich op 24 maart 1997 heeft onttrokken aan zijn detentie door niet terug te keren van een regimair weekeindverlof. Eerst op 2 augustus 2002 is klager weer ingesloten voor het ondergaan vanhet resterende deel van de aan hem opgelegde gevangenisstraffen.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een zodanige contra-indicatie vormen voor verlofverlening dat deze, ondanks het positieve advies van de inrichting, een afwijzing van klagers verlofaanvraag ook nog indit stadium van de detentie rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 12 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven