Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2384/GM, 24 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2384/GM

betreft: [klager] datum: 24 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 29 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Stadsgevangenis Rotterdam te Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 27 september 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 21 september 2002, betreft het niet voorgeschreven en daardoor ook niet vergoed krijgen van steunzolen.

2. De beoordeling
Ingevolge artikel 30, tweede lid, Pm moet het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de bevindingen van de medisch adviseur worden ingediend.
De beroepscommissie stelt vast dat de bemiddelingspoging van de medisch adviseur is afgerond in diens verslag van bemiddeling d.d. 27 september 2002 en dat het ongedateerde beroepschrift op 29 oktober 2002 is ontvangen, met 28oktober 2002 als datum poststempel op de envelop. Hoewel niet vaststaat wanneer klager het verslag van bemiddeling heeft ontvangen, is niet gesteld, noch anderszins aannemelijk geworden dat dit niet binnen maximaal een week nadatering van dat verslag is geschied. In dit stuk is klager voorts gewezen op de mogelijkheid beroep in te stellen, met vermelding van de instantie en de juiste termijn waarbinnen dat moet gebeuren.
Klager is schriftelijk in de gelegenheid gesteld om een toelichting te geven op de vermoedelijke overschrijding van de beroepstermijn, doch heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
De beroepscommissie komt, nu klager niet binnen zeven dagen na ontvangst van het verslag van de bemiddeling beroep heeft ingesteld, terwijl van een verschoonbare overschrijding van die termijn niet is gebleken, tot het oordeel datzij klager niet in zijn beroep kan ontvangen.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr. M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 24 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven