Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0241/GA en 02/0244/GA, 11 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/241/GA en 02/244/GA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 29 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V.van der Bom, advocaat te 's-Gravenhage, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 29 januari 2002 van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 juni 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.P. van Eijk, gehoord.
De directeur van de locatie De IJssel is niet ter zitting verschenen.

Bij tussenbeslissing van 25 juli 2002 met kenmerk 02/241/GA en 02/244/GA, welke tussenbeslissing aan deze uitspraak is gehecht, heeft de beroepscommissie aan het Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk (NFI) om schriftelijkeinlichtingen gevraagd.

Op 14 januari 2003 heeft de apotheker-toxicoloog [...] namens het NFI een deskundigenrapport aan het secretariaat van de Raad doen toekomen, welk rapport is opgemaakt op de door hem afgelegde algemene eed/belofte als vastgerechtelijk deskundige. Een afschrift van dat deskundigenverslag is vervolgens toegezonden aan klager, zijn raadsman en aan de directeur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een afwijzing van een verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof, wegens een positieve score op opiaten bij een bij klager afgenomen urinecontrole (20/241/GA) en
b. een disciplinaire straf van vijf dagen strafcel, wegens een positieve score op opiaten bij een bij klager afgenomen urinecontrole (02/244/GA).

De beklagcommissie heeft het beklag op beide onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.
De standpunten van klager en de directeur en de inhoud van het deskundigenrapport d.d. 14 januari 2003:
Klagers raadsman heeft ter zitting van de beroepscommissie het standpunt van klager toegelicht. Een weergave daarvan is opgenomen in de tussenbeslissing van 25 juli 2002. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd en herhaald.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

In het deskundigenrapport van [apotheker] gaat de deskundige ervan uit dat zowel op 14 als op 15 november 2001 urine is afgenomen. Uit de processtukken blijkt echter dat alleen op 14 november 2001 urine is afgegeven die tweemaal isonderzocht. Voor zover van belang komt uit het rapport het volgende naar voren:
In diverse wetenschappelijke publicaties is beschreven, dat er, na het nuttigen van maanzaad, opiaten (met name morfine en codeïne) in de urine kan worden aangetoond.
De waarde, die bij een test wordt gevonden, is afhankelijk van de volgende factoren:
1. De hoeveelheid maanzaad die wordt genuttigd. In individuele gevallen zijn urineconcentraties boven 300 ng/ml gevonden na inname van enkele grammen maanzaad.

2. Het soort maanzaad. Sommige soorten maanzaad bevatten (veel) meer opiaten dan andere soorten. Dat is in dit geval niet onderzocht.

3. De tijd tussen inname en urineafname. Na inname van een tablet morfine is na 24 uur ongeveer 90% van de dosis morfine uit het lichaam verwijderd. Bij inname van maanzaad is dit percentage mogelijk kleiner; El Sohly (1990)noemt een percentage van ongever 35%. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door vertraagde afgifte van morfine uit maanzaad; de validiteit van deze resultaten staat echter niet geheel vast (mogelijk onvolledige enzymatische hydrolyseurine).

4. De testmethode (analytische methode). Bij testmethoden, die bij de controle op drugsgebruik in het algemeen worden gebruikt, worden naast morfine en codeïne ook andere opiaten en gedeeltelijk ook omzettingsproducten daarvangemeten. De uitslagen van dergelijke methoden zijn onderling redelijk te vergelijken, maar zeker niet één op één. Een vergelijking met waarden uit de wetenschappelijke literatuur is dan ook lastig. Bewaren en eventuele voorbereidingvan het monster kunnen ook invloed hebben op de uitslag. Uitslagen uit wetenschappelijke publicaties, die zijn verkregen met chromatografische methoden, zijn zeker niet vergelijkbaar met de in deze zaak verkregen resultaten.

De grenswaarden voor een positieve urinetest op opiaten is in Amerika overigens 300 ng/ml (SAMSHA cut off = Substance Abuse and Mental Health Services Administration).
Het deskundigenrapport kent als conclusie:
- het kan niet worden uitgesloten, dat door het eten van slechts één of enkele grammen maanzaad een concentratie opiaten in de urine wordt gevonden, zoals bij klager.
- De gemeten concentraties zijn niet zeer hoog (onder SAMSHA cut-off).

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat bij klager bij gelegenheid van een urinecontrole d.d. 14 november 2001 een concentratie opiaten werd gemeten van 292 ng/ml. Het de daaropvolgende dag uitgevoerde herhalingsonderzoek leverde eenconcentratie opiaten in klagers urine van 274 ng/ml. Naar aanleiding daarvan is door de directeur aan klager de onderhavige disciplinaire straf opgelegd en is een door klager gedaan verzoek om algemeen verlof afgewezen. De directeurheeft tegenover de beklagcommissie aangegeven dat klager - voordat de disciplinaire straf werd opgelegd en voordat werd beslist over het verzoek om algemeen verlof – nadat hem de uitslag van de (eerste) urinecontrole wasmedegedeeld, tegenover de directeur heeft verklaard geen verdovende middelen te hebben gebruikt maar maanzaad te hebben gegeten, hetgeen niet is betwist. Klager werkte in de bakkerij. De directeur heeft voorts verklaard te weten dathet eten van maanzaad een positieve score op opiaten kan opleveren, maar niet een zo hoge score als aangetroffen in klagers urine.

Blijkens de conclusie van de apotheker-toxicoloog [...], kan niet worden uitgesloten dat door het eten van één of enkele grammen maanzaad een concentratie opiaten in de urine wordt gevonden, zoals bij klager, terwijl de bij klagergemeten concentraties voorts niet zeer hoog (onder SAMSHA cut-off) zijn. Gelet daarop acht de beroepscommissie het onvoldoende aannemelijk dat door klager drugs zijn gebruikt. Omdat dat gebruik voor de directeur aanleiding isgeweest tot het nemen van de aangevallen beslissingen, kan de uitspraak van de beklagrechter niet in stand kan blijven en moet het beklag onder a en b alsnog gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissingen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, zal de beroepscommissie aan klager, terzake van het door hem ondervonden ongemak, een tegemoetkoming toekennen ten bedrage van € 60,=.
De directeur is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de hoogte van een eventueel toe te kennen tegemoetkoming. De directeur heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 60,= (zestig euro).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven