Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2497/TA, 24 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2497/TA

betreft: [klager] datum: 24 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 26 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 23 oktober 2002 van de beklagcommissie bij de Dr. S van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 februari 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman voornoemd, en namens het hoofd van voormeldetbs-inrichting [...], staffunctionaris algemene en juridische zaken. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt. De raadsman heeft een pleitnotitie overgelegd, welke bij de stukken is gevoegd.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de inbeslagneming van voorwerpen bij gelegenheid van onderzoek van klagers persoonlijke verblijfsruimte.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Drie stekkerdozen, een kabelhaspel, een magneet en een telefoonkabel zijn bij gelegenheid van kamerinspectie in beslag genomen. Ten onrechte en niet gemotiveerd is de beklagcommissie van oordeel dat deze goederen gevaar kunnenopleveren voor de handhaving van de veiligheid van de in de inrichting verblijvende personen. Voor een deel gebruikte klager de goederen niet, doch zo hij deze wel gebruikte zou tegen aanwezigheid ervan in zijn kamer geen bezwaarbestaan. Indien al gesteld kan worden dat een haspel gevaar kan opleveren, is toch tussen een losse haspel en een in gebruik zijnde haspel geen onderscheid te maken. Zo klager de in beslaggenomen goederen niet op zijn kamer mochthebben had dit duidelijk moeten zijn. Klager heeft kosten gemaakt door deze goederen met toestemming en na overleg aan te schaffen en hij heeft deze ondanks vele kamerinspecties jaren op zijn kamer gehad. Nu klager er aldus op mochtvertrouwen deze voorwerpen onder zich te mogen hebben is het redelijk hem te compenseren voor de in beslaggenomen goederen.
Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De magneet heeft hij al meer dan zes jaar op verscheidene afdelingen in gebruik om een kaart met de tekst 'niet storen' op de deur van de douche te bevestigen. Deze is niet eerder ingenomen bij de 62 keren die zijn verblijfsruimtein de loop der jaren is gecontroleerd. Ook anderen hebben thans nog een magneet voor dat doel in hun bezit. Tweemaal is het hoofd beveiliging na de laatste verhuizing in klagers verblijfsruimte geweest zonder iets te zeggen over dedaarna in beslag genomen spullen, welke hij overigens met toestemming van het personeel heeft aangeschaft. Klager weet dankzij zijn langdurige verblijf in de inrichting heel goed wat hij in zijn verblijfruimte mag hebben. Metuitzondering van de telefoonkabel gebruikte hij alle in beslag genomen goederen. Hij betwist dat tegemoet gekomen zal worden aan een verzoek zijnerzijds weer in het bezit te worden gesteld van de in het magazijn opgeslagen goederen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De genoemde spullen zijn in het magazijn opgeslagen voor klager. Met het oog op de brandveiligheid stelt de brandweer eisen. Niet alleen in de inrichting zijn los liggende snoeren verboden. Ten tijde van de interne verhuizingenheeft men de regels soepel gehanteerd, maar na de laatste verhuizing naar de nieuwe, vaste verblijfsafdeling zijn de medewerkers van de technische dienst en van de beveiliging zeer alert op naleving van de voorschriften, meer dan desociotherapeuten die niet in de verblijfsruimten komen om de veiligheidsaspecten te beoordelen. Het feit dat klager eerder niets is gezegd over losliggende spullen, al dan niet uit onwetendheid, wil niet zeggen dat deze warentoegestaan, noch dat een volgende medewerker het bezit ervan niet zou mogen verbieden. Het gaat om langer bestaande regels van de brandweer en het betreft geen specifiek klager betreffend risico. Verpleegden weten dat snoeren moetenvastliggen. Niet verboden goederen mogen uit oogpunt van veiligheid niet rondslingeren. Verpleegden mogen verscheidene stekkerdozen gebruiken, mits dit geen overbelasting van het net geeft. Niet bekend is of dit laatste bij klagerhet geval was. Indien klager aantoont iets van zijn opgeslagen spullen uit het magazijn nodig te hebben lijkt het uitgesloten dat hem dat zal worden geweigerd. Desgevraagd wordt opgemerkt dat met een magneet mogelijk iets teontregelen is.

3. De beoordeling
Krachtens artikel 44, derde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting bepalen dat een verpleegde een aan hem toebehorend voorwerp, niet behorende tot de soorten voorwerpen bedoeld in het tweede lid, niet in zijn persoonlijkeverblijfsruimte mag plaatsen indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de belangen als genoemd in het tweede lid.
In de huisregels is het wetsartikel terzake van voorwerpen in de persoonlijke verblijfsruimte nader uitgewerkt en onder meer bepaald dat de verpleegde voorwerpen in zijn verblijfsruimte mag hebben die geen gevaar opleveren voor demaatschappij en algemene veiligheid van personen of goederen en/of voor de handhaving van de orde en veiligheid in de kliniek. Voorts bepaalt artikel 4.1.2. van de huisregels dat de verblijfsruimte kan worden gecontroleerd opvoorwerpen die niet zijn toegestaan, of uit veiligheidsoverwegingen.
Aannemelijk is geworden dat vanwege het hoofd van de inrichting is beslist om na de verhuizing van de verpleegden naar de nieuwe verblijfsafdeling de veiligheid te optimaliseren onder meer door de reeds lang bestaandebrandveiligheidsvoorschriften strikt na te leven. In het kader daarvan hebben beveiligingsmedewerkers de verblijfsruimten van klagers afdeling, waaronder die van klager, onderzocht op voorwerpen die niet in bezit van de verpleegdenmogen zijn dan wel onveilig zijn, waarbij zij hebben gelet op goederen die in bepaalde situaties gevaar kunnen opleveren voor verpleegden en/of medewerkers. In het geval van klager zijn drie stekkerdozen, een kabelhaspel, eenmagneet en een telefoonkabel in beslag genomen, omdat deze een onveilige situatie in de inrichting (kunnen) opleveren. Aannemelijk geworden is dat de elektriciteitsartikelen niet vastlagen, hetgeen in strijd moet worden geacht metde brandveiligheidsvoor-schriften en een gevaar voor de veiligheid in de inrichting betekent. Klagers bezit van een -niet in de lijst van verboden voorwerpen opgenomen- telefoonkabel is naar het oordeel van de beroepscommissie aante merken als een gevaar voor de veiligheid van personen, zodat het hoofd van de inrichting kan bepalen dat klager deze niet in zijn verblijfsruimte of in zijn bezit mag hebben. Gesteld is dat voornoemde goederen conform het inartikel 23, vierde lid, Bvt bepaalde voor klager worden bewaard in het magazijn, alsmede dat de mogelijkheid bestaat dat klager de electriciteitsartikelen bij aangetoonde noodzaak opnieuw in bezit krijgt, zij het met inachtnemingvan de veiligheidsvoorschriften.
Ten aanzien van de magneet merkt de beroepscommissie op dat niet is gesteld noch is gebleken dat de magneet verboden is dan wel inbeslagneming ervan noodzakelijk is met het oog op één der in artikel 44, tweede lid, Bvt genoemdebelangen.
Het vorenstaande leidt ertoe dat naar het oordeel van de beroepscommissie de beslissing de electriciteitsartikelen en de telefoonkabel in beslag te nemen en voor klager te bewaren niet in strijd is met de wet, noch onder voornoemdeomstandigheden als onredelijk of onbillijk is aan te merken. In zoverre zal het beroep ongegrond worden verklaard. De beslissing de magneet in beslag te nemen moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk enonbillijk worden geacht. Voorzover het beroep betrekking heeft op de in beslagneming van de magneet zal het beroep gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om klager enige tegemoetkoming toe te kennen.

Tot slot merkt de beroepscommissie op dat het aanbeveling verdient om ingeval van striktere naleving en aanscherping van de regels de verpleegden hierover tijdig te informeren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de inbeslagneming van de magneet gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt datklager geen tegemoetkoming toekomt.
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot de inbeslagneming van de electriciteitsartikelen en de telefoonkabel ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F.A.A.M. Koenraadt en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 24maart 2003

secretaris voorzitter

nummer: 02/2497/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 11 februari 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart
leden: dr. F.A.A.M. Koenraadt en dr. E. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.O. Roosjen, en namens het hoofd van de Dr. S. van Mesdagkliniek, [...], staffunctionaris algemene en juridische zaken.

Namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Drie stekkerdozen, een kabelhaspel, een magneet en een telefoonkabel zijn bij gelegenheid van kamerinspectie in beslag genomen. Ten onrechte en niet gemotiveerd is de beklagcommissie van oordeel dat deze goederen gevaar kunnenopleveren voor de handhaving van de veiligheid van de in de inrichting verblijvende personen. Voor een deel gebruikte klager de goederen niet, doch zo hij deze wel gebruikte zou tegen aanwezigheid ervan in zijn kamer geen bezwaarbestaan. Indien al gesteld kan worden dat een haspel gevaar kan opleveren, is toch tussen een losse haspel en een in gebruik zijnde haspel geen onderscheid te maken. Zo klager de in beslaggenomen goederen niet op zijn kamer mochthebben had dit duidelijk moeten zijn. Klager heeft kosten gemaakt door deze goederen met toestemming en na overleg aan te schaffen en hij heeft deze ondanks vele kamerinspecties jaren op zijn kamer gehad. Nu klager er aldus op mochtvertrouwen deze voorwerpen onder zich te mogen hebben is het redelijk hem te compenseren voor de in beslaggenomen goederen.Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De magneet heeft hij al meer dan zes jaar op verscheidene afdelingen in gebruik om een kaart met de tekst 'niet storen' op de deur van de douche te bevestigen. Deze is niet ingenomen bij de 62 keren die zijn verblijfsruimte in deloop der jaren is gecontroleerd. Ook anderen hebben thans nog een magneet voor dat doel in hun bezit. Twee maal is het hoofd beveiliging na de laatste verhuizing in zijn verblijfsruimte geweest zonder iets te zeggen over de daarnain beslag genomen spullen, welke hij overigens met toestemming van het personeel heeft aangeschaft. Klager weet dankzij zijn langdurige verblijf in de inrichting heel goed wat hij in zijn verblijfruimte mag hebben. Met uitzonderingvan de telefoonkabel gebruikte hij alle in beslag genomen goederen. Hij betwist dat tegemoet gekomen zal worden aan zijn verzoek weer in het bezit te worden gesteld van de in het magazijn opgeslagen goederen.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
De genoemde spullen zijn in het magazijn opgeslagen voor klager. Met oog op de brandveiligheid stelt de brandweer een aantal eisen. Niet alleen in inrichting zijn los liggende snoeren verboden. Ten tijde van de interne verhuizingenis men soepel opgetreden, maar na de laatste verhuizing naar de nieuwe, vaste verblijfsafdeling zijn de medewerkers van de technische dienst en van de beveiliging zeer alert, meer dan sociotherapeuten die niet in de verblijfsruimtekomen om de veiligheidsaspecten te beoordelen. Het feit dat klager eerder niets is gezegd over losliggende spullen, al dan niet uit onwetendheid, wil niet zeggen dat deze ook waren toegestaan, noch dat een volgende medewerker hetbezit ervan niet zou mogen verbieden. Het gaat om langer bestaande regels van de brandweer en betreft geen specifiek klager betreffend risico. Verpleegden weten dat snoeren moeten vastliggen. Niet verboden goederen mogen uit oogpuntvan veiligheid niet rondslingeren. Daarover mag klager beschikken, mits deze functioneel zijn. Verpleegden mogen verscheidene stekkerdozen gebruiken, mits dit geen overbelasting van het net geeft. Niet bekend is of dit laatste inhet geval van klager het geval was. Indien klager aantoont iets van zijn opgeslagen spullen uit het magazijn nodig te hebben lijkt het uitgesloten dat hem dat zal worden geweigerd. Desgevraagd wordt opgemerkt dat met een magneetmogelijk iets te ontregelen is.

secretaris voorzitter

Naar boven