Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2099/TP, 10 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2099/TP

betreft: [klager] datum: 10 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 4 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 7 oktober 2002 verlengd tot 5 januari 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 5 juni 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 10 januari 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verscheidene penitentiaire inrichtingen (p.i.),laatstelijk op de individuele begeleidingsafdeling (IBA) van de p.i. Veenhuizen te Veenhuizen.
Klager is op 31 oktober 2002 geplaatst in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De tijd die hij als passant in een p.i. moet doorbrengen is zinloos en zal alleen maar leiden tot een nog latere terugkeer in de maatschappij. De kans op een snelle en succesvollebehandeling zal met het verstrijken van de maanden/jaren steeds moeizamer zijn. Om die reden moet de duur van zijn passantentermijn beperkt worden en wil klager pleiten voor een plaatsing met voorrang.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager 9 maanden alspassant in een p.i. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestond geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers psychische conditiezodanig was dat sprake was van een onhoudbare situatie en/of detentieongeschiktheid. De Forensisch Psychiatrische Dienst Assen te Groningen heeft geen medische verklaring uitgebracht omdat klager inmiddels was geplaatst in de Dr. S.van Mesdagkliniek te Groningen.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager ten tijde van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet kon worden geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoendeaannemelijk geworden dat de Minister bij zijn beslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop deterbeschikkingstellingen van klager en de overige tbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een p.i. was ten tijde van de bestreden beslissing (9 maanden) nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van allein aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

De Forensisch Psychiatrische Dienst Assen te Groningen heeft geen medische verklaring uitgebracht omdat klager inmiddels was geplaatst in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen.
De Minister heeft vanuit de p.i. van verblijf geen signalen ontvangen dat de psychische conditie van klager op dat moment van dien aard was dat een verder verblijf in de p.i. als onverantwoord moest worden beschouwd.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn van 7 oktober 2002 tot 31 oktober 2002, de datum van plaatsing in een tbs-inrichting, niet instrijd is met de wet.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven