Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2364/GB, 11 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/2364/GB

Betreft: [klager] datum: 11 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1981], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 oktober 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) te Amsterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 mei 2002 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. Almere Binnen. Op 27 september 2002 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Nieuw Vosseveld te Vught.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar een h.v.b. te Amsterdam als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de afwijzing van zijn overplaatsingsverzoek. Klagers moeder kan hem door de afstand tussen haar woonplaats en Vught niet bezoeken, terwijl zij ook de reiskosten voor het bezoek niet kan betalen. Ook maaktklager zich zorgen over de gezondheid van zijn moeder. Zij heeft hartproblemen en kan ook daarom niet bij klager op bezoek komen; dat kost haar te veel inspanning. Om die reden wil verzoeker graag alsnog overgeplaatst worden naareen huis van bewaring in de omgeving van Amsterdam. Klager heeft zijn moeder niet meer gezien sinds hij geplaatst is in het h.v.b Nieuw Vosseveld.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op 22 oktober 2002 heeft de selectiefunctionaris een overplaatsingsverzoek, voorzien van informatie van de inrichting, van klager ontvangen. Klager vroeg overplaatsing naar een h.v.b. in de omgeving van Amsterdam in verband met deomstandigheid dat zijn moeder geen verre reizen kan ondernemen in verband met gezondheidsproblemen en de kosten die dergelijke reizen met zich brengen. De selectiefunctionaris heeft het verzoek afgewezen. Klager is op 30 mei 2002geplaatst in het huis van bewaring Havenstraat te Amsterdam. In die inrichting werd klager omschreven als een zeer grensverleggend persoon die diverse verslagen opliep en zich maar moeilijk aan de in de inrichting geldenderegelgeving kon houden. Op 28 september 2002 is klager in het kader van zijn Jong volwassenenselectie (JOVO-selectie) overgeplaatst naar het h.v.b. Almere-Binnen. Ook daar werd klager beschreven als een grensverleggend persoon, diepersoneel en medegedetineerden tegen elkaar uitspeelde. Naar aanleiding van een incident op 9 september 2002 kreeg klager een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Tijdens het verblijf in destrafcel heeft hij voor de nodige overlast gezorgd. Klager kon binnen de JOVO-afdeling van het h.v.b. Almere-Binnen niet worden teruggeplaatst en is naar aanleiding hiervan overgeplaatst naar het h.v.b. Nieuw Vosseveld te Vught.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Klager is door de selectiefunctionaris vanuit Almere-Binnen, alwaar hij verbleef in het huis van bewaring voor psychologisch onvolwassenen, geselecteerd voor en geplaatst in het h.v.b. Nieuw Vosseveld te Vught. Klager heefteen zgn. JOVO-indicatie. Tegen deze plaatsing, welke kennelijk inhoudt dat geen gevolg meer wordt gegeven aan het bestaan van een JOVO-indicatie voor klager, heeft klager geen bezwaar aangetekend.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin alsonredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

1. Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven