Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2520/GA, 10 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2520/GA

betreft: [klager] datum: 10 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 27 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 5 november 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Midden Holland te Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 februari 2002, gehouden in de p.i. Haaglanden, locatie Zoetermeer te Zoetermeer, zijn gehoord klager en de unit-directeur dhr. [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. Een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in eigen cel zonder tv in verband met het aantreffen van contrabande na een celinspectie.
b. Het doorbladeren en bestuderen van stukken door personeel tijdens de celinspectie waarbij enkele stukken zijn verdwenen.
c. De inbeslagname van voorwerpen tijdens celinspectie zonder kennisgeving van inbeslagname.
d. Klager is te lang afgezonderd geweest in verband met de celinspectie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt
toegelicht.
De directeur heeft ten onrechte nagelaten om de aanleiding van de celcontrole te vermelden. In het schriftelijk verweer werd gesteld dat sprake zou zijn van een routine-inspectie en op de zitting van de beklagcommissie is dewerkelijke aanleiding genoemd namelijk de bedreiging van een medegedetineerde. Door de directeur werd geen enkel feit of omstandigheid naar voren gebracht welke een verdenking in klagers richting aannemelijk maakt. De onderdelen vanhet beklag zijn als volgt nader toegelicht.
a. Dergelijke waspoederdozen zijn gewoon in de winkel te koop. Klager heeft begrepen dat er een dubbel kartonnetje onderin de bodem zat, maar heeft dat zelf niet gezien. Het is juist dat er iets met die dozen gebeurd is, maar dat isniet door klager gedaan. De twee waspoederdozen zaten nog voor meer dan de helft vol met waspoeder. Klager heeft het waspoeder gekregen van medegedetineerden die uit de p.i. zijn vertrokken. Hij is niet gehouden om dit op te geven.De dozen kunnen wel contrabande bevatten maar kunnen zelf niet aangemerkt worden als contrabande. Het opleggen van een straf van vier dagen afzondering op cel gaat te ver.
b. De stukken, die door personeel zijn doorgenomen, betroffen onder meer mappen met correspondentie met geprivilegieerde contacten. Klager correspondeerde met het Haarlems Dagblad. Van een brief, die door het Haarlems Dagbladverwerkt is in een krantenartikel, had klager een aantal kopieën op cel liggen en daarvan is een kopie verdwenen. Klager denkt dat hij drie kopieën van het artikel op cel had liggen. Klager kon aan de volgorde van de stukken ziendat die doorgebladerd waren. De reiniger heeft klager gezegd dat het personeel een uur lang door zijn stukken is gegaan.
c. De schaakstukken waren niet van klager maar van de bibliotheek en hadden zonder kennisgeving niet in beslag genomen mogen worden.
d. Klager heeft te lang in afzondering gezeten tijdens de celinspectie. Dit heeft zo’n vier tot vijf uur geduurd, terwijl de celinspectie al uren afgelopen was.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. De waspoederdozen zijn te koop in de winkel, maar uiteraard niet met een dubbele
bodem.
Onder de dubbele bodem was zo’n vijf centimeter ruimte. De dozen waren ongeveer
30x15x5 cm.. De dubbele bodem was gemaakt van omslagpapier van kopieerpapier.
Het is mogelijk dat eigendommen van gedetineerden worden overgedragen aan
medegedetineerden. Feitelijk mag dit niet geschieden zonder toestemming van de
directeur. Gedetineerden zijn, ook als zij op deze wijze eigendom verwerven,
verantwoordelijk voor de spullen die zij op cel hebben.
b. Het afdelingshoofd heeft mij meegedeeld dat er geen stukken bij klager zijn
weggenomen.
Ook zijn er geen geprivilegieerde of andere stukken doorgelezen. Bij celcontroles
wordt vluchtig doorgebladerd of er wellicht zaken bij zijn die een gevaar vormen voor
de orde en de veiligheid in de inrichting. Dat er een kopie van een brief aan het
Haarlems Dagblad van klagers cel zou zijn verdwenen is nieuw. Klager heeft dit niet
eerder aangevoerd.
d. Klager is in het kader van de orde en veiligheid enige tijd afgezonderd geweest om hem
te fouilleren, visiteren en de celruimte te kunnen controleren. Hoe lang die afzondering
geduurd heeft, weet ik op dit moment niet.

3. De beoordeling
Door de directeur is tijdens de beklagzitting aangegeven dat ernstige bedreigingen tegen een medegedetineerde de concrete aanleiding vormden om bij klager een celinspectie te houden. De beroepscommissie is het met de beklagcommissieeens dat dit voldoende reden vormde om tot controle van klagers cel over te gaan.
Onderdeel a. en b.:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar
het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de
beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Onderdeel c.:
Een doos met dubbele bodem kan worden gebruikt om voorwerpen te verbergen. Gelet op die functie is het verwijderen van twee dozen met dubbele bodem meer dan begrijpelijk. Gelet op het onder artikel 45, vijfde lid, van de Pbwgestelde had de directeur aan klager een bewijs van ontvangst dienen af te geven en derhalve zal de beroepscommissie het beroep voor wat betreft onderdeel c. gegrond verklaren. De beroepscommissie zal geen tegemoetkoming aan klagertoekennen nu niet is gebleken dat klager als gevolg van de omissie enig nadeel heeft ondervonden.
Voor wat betreft de inbeslaggenomen schaakstukken geldt dat nu de schaakstukken niet aan klager toebehoorden aan hem geen kennisgeving van inbeslagname behoefde te worden afgegeven. Voor wat betreft dit onderdeel van de klacht heeftde beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag beslist. Het beroep zal voor wat betreft dit onderdeel van de klacht ongegrond worden verklaard.
Onderdeel d.:
Ingeval van celinspectie zal de in verband daarmee plaatsvindende afzondering zo spoedig mogelijk na de celinspectie moeten worden beëindigd. Nu in het onderhavige geval bij de celinspectie contrabande is aangetroffen, is het nietonredelijk dat de afzondering enige tijd langer heeft geduurd dan de celinspectie. Dit maakt dat de beroepscommissie ook deze klacht ongegrond zal verklaren.

4. De uitspraak
Onderdeel c. voor wat betreft de inbeslaggenomen waspoederdozen:
De beroepscommissie verklaart het beklag voor wat betreft het achterwege blijven van een mededeling omtrent de inbeslagname van twee waspoederdozen gegrond zonder dat aan klager tegemoetkoming wordt toegekend.
Onderdeel a., b., c. voor wat betreft de inbeslaggenomen schaakstukken, en d.:
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven