Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0571/GA, 16 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/571/GA

betreft: [klager datum: 16 juni 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Th.A. Bos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 februari 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 april 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.Th.A. Bos, en namens de directeur van het Detentiecentrum Zeist [...], afdelingshoofd, met behulp
van een telefonische tolk Arabisch.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel ingaande 21 december 2016, vanwege agressief gedrag van klager richting het personeel.

De beklagrechter heeft het beklag op formele grond gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van €17,50 en voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was samen met medegedetineerden opgesloten in de keuken. Hij had om hulp geroepen omdat hij zag dat een jongen zelfmoord wilde plegen. Hij heeft zelf niets gedaan en ook niet een computer stuk gegooid zoals wordt gesteld. Klager vertelt daarna
dat hij kampt met psychische problemen en hoe hij met politie en justitie in aanraking is gekomen. Hij heeft nooit echt goede hulp gekregen. Klager vraagt zich af waarom hij zeven dagen opgesloten is geweest. Het eten was daar niet goed. Hij mocht niet
koken voor zichzelf en anderen mochten ook niet voor hem koken. Na die zeven dagen was hij een kilo lichter geworden.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt aan de hand van een pleitnota als volgt toegelicht.
Na de beklagzitting zijn de feiten duidelijker geworden. Er was onrust op de afdeling omdat er tijdens de feestdagen geen suiker en koffie was. Dit kwam volgens de directeur omdat suiker en koffie niet geleverd waren tijdens de feestdagen. Een
isolatieplaatsing is schadelijk voor klager. Hij kampt met psychische problemen; op het politiebureau heeft hij met zijn hoofd tegen de muur gebonkt. Ter zitting van de beklagrechter heeft de raadsman een proces verbaal overgelegd over de staande
houding van klager door de politie. Klager had achtervolgingswanen en is ter bescherming naar het politiebureau overgebracht.
Door de beklagrechter is een procedurefout vastgesteld. Van belang is verder artikel 51, vijfde lid, van de Pbw (geen straf kan worden opgelegd, indien de gedetineerde voor het begaan van een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, niet
verantwoordelijk kan worden gesteld, aanvulling secretaris).
Kennelijk is voor de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming aangesloten bij richtlijnen van de RSJ. Er valt bij een vreemdeling minder te compenseren. Hier wreekt zich dat het om vreemdelingendetentie gaat. Ook al zit je een half jaar vast, dan
heeft een vreemdeling toch minder activiteiten dan een strafrechtelijk gedetineerde. Daarbij is de regel hoe langer de detentie, hoe meer voorzieningen. Vreemdelingen hebben zo alle nadelen van een strafregime zonder de voordelen. Intussen geldt de
Terugkeerrichtlijn 2008/115 en artikel 68, tweede lid onder a, van de Pbw. Verder wijst de raadsman op artikel 47 van het Handvest (van de grondrechten van de Europese Unie, aanvulling secretaris) in verbinding met artikel 16, eerste lid, van de
Terugkeerrichtlijn. In de tekst van laatstgenoemd artikel wordt gesproken over een speciale inrichting voor vreemdelingen en juist niet over een gevangenis voor vreemdelingen. De raadsman stelt voor dat de beroepscommissie hierover prejudiciële vragen
stelt aan het Hof van Justitie over de vraag of het strafregime voor gedetineerden onverkort van toepassing is, waarbij op termijn vreemdelingen in een slechtere positie verkeren dan strafrechtelijk veroordeelden als de detentie langer duurt.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is met medegedetineerden tijdelijk in de recreatieruimte opgesloten in verband met een calamiteit. De tijdelijke opsluiting was bedoeld om personeel hulp te laten verlenen en hinderlijke aanwezigheid van anderen te voorkomen. Het afdelingshoofd
was zelf niet aanwezig bij de calamiteit. Vanuit de recreatieruimte is er voldoende zicht op de personele activiteiten. Het lijkt erop dat men boos was omdat het personeel geen hulp bood aan een gedetineerde die zich had gesneden. Het is goed dat
klager
om hulp heeft geroepen. In het verslag staat echter ook dat hij agressief naar het personeel is toegelopen en met een beeldscherm heeft gegooid. Voor wat betreft klagers psychische problematiek is de hele dag medische zorg beschikbaar in het
Detentiecentrum. Als klager hulp nodig heeft, kan hij dat aangeven en dan wordt daar zorg aan besteed. Dit gebeurt ook als het personeel dat zelf waarneemt. De vreemdelingenbewaring wordt tenuitvoergelegd binnen de wettelijke kaders.

3. De beoordeling
Namens klager is gesteld dat de tenuitvoerlegging van de vreemdelingenbewaring in het Detentiecentrum Zeist strijdig is met artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn en de beroepscommissie is om die reden verzocht het beroep gegrond te
verklaren. Voorts heeft de raadsman voorgesteld dat de beroepscommissie hierover prejudiciële vragen te stelt aan het Hof van Justitie.

Het wettelijk kader
In artikel 47 van het Handvest is het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht geregeld.
Artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn luidt als volgt: Voor bewaring wordt in de regel gebruikgemaakt van speciale inrichtingen voor bewaring. Indien een lidstaat de onderdanen van een derde land die in bewaring worden gehouden, niet kan
onderbrengen in een gespecialiseerde inrichting voor bewaring en gebruik dient te maken van een gevangenis, worden zij gescheiden gehouden van de gewone gevangenen.

De tenuitvoerlegging van de vreemdelingenbewaring in een penitentiaire inrichting heeft een formele basis. Bovendien is voorzien in een rechtsgang. De formele basis is gelegen in artikel 5.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit. Dit luidt als
volgt: De bewaring op grond van artikel 59, 59a, of 59b van de Wet wordt ten uitvoer gelegd op een politiebureau, een cel van de Koninklijke Marechaussee, in een huis van bewaring of een ruimte of plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, of artikel
58, eerste lid van de Wet. Bij de tenuitvoerlegging van de bewaring wordt de vreemdeling niet verder beperkt in de uitoefening van grondrechten dan wordt gevorderd door het doel van deze maatregel en de handhaving van de orde en de veiligheid op de
plaats van de tenuitvoerlegging.

Op grond van artikel 9, tweede lid onder d, van de Pbw zijn de huizen van bewaring bestemd voor de opneming van personen in vreemdelingenbewaring.

Het Detentiecentrum Zeist is bij Besluit van de Staatssecretaris van 28 december 2016 (kenmerk 2023035) aangewezen als huis van bewaring, inrichting voor mannen en als ruimte of plaats als bedoeld in artikel 6 en artikel 59 van de Vreemdelingenwet.

De beroepscommissie is van oordeel dat, voor zover klager van mening is dat de nationale wetgeving strijdig is met de Terugkeerrichtlijn stellende dat vreemdelingenbewaring niet kan worden ondergaan in een gevangenis, dit reeds wordt weersproken door
de
inhoud van het door klager aangehaalde en hiervoor opgenomen artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn.
Nu betreffende stelling van klager onjuist is ziet de beroepscommissie geen aanleiding voor het stellen van de aan die stelling gekoppelde prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie.

Inhoudelijke beoordeling
Ter beoordeling aan de beroepscommissie is de beslissing van de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf aan klager op grond van artikel 51 van de Pbw. De straf is opgelegd omdat is geconstateerd dat klager betrokken is bij feiten die
onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting. Immers, met de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat uitgegaan kan worden van het door de directie overgelegde verslag nu niet gebleken is van feiten of omstandigheden die
de inhoud daarvan weerleggen. Dat verslag geeft een weergave van agressief handelen van klager door welk gedrag de orde en veiligheid in de inrichting werd verstoord. Op grond van dat handelen heeft de directeur op goede grond tot de onderhavige
disciplinaire straf kunnen komen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - ook overigens naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld en met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. H. Heddema, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 16 juni 2017

secretaris voorzitter

Naar boven